Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-07-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:239
Zaaknummer
R. 4068/12.202
Inhoudsindicatie
Verzet. De gedragingen waarover klager klaagt, moeten als privégedragingen worden aangemerkt en zijn niet dusdanig dat die als tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn aan te merken. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 1 november 2012 met kenmerk K047 2012/2012 bm/nw, door de raad ontvangen op 2 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 29 november 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 29 november 2012 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij mail van 13 december 2012, door de raad ontvangen op 13 december 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 mei 2013 in aanwezigheid van verweerster en haar gemachtigde mr. E. Klager is zonder bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de door verweerster aan klager gegeven adviezen niet ‘als vorm van burenhulp’ kunnen worden beschouwd en dat voor zover de klacht verweerster al niet zakelijk zou raken, zij haar beroepsgroep door haar handelen in diskrediet heeft gebracht.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de voorzitter. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de gedragingen van verweerster waarover klager klaagt, als privégedragingen moeten worden aangemerkt en dat deze niet dusdanig zijn dat die als tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn aan te merken. De raad verenigt zich dan ook met de beoordeling van voorzitter en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
5.3 Ten overvloede overweegt de raad nog dat artikel 10 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit, waaraan de deken in zijn voorlopig oordeel refereert, in het onderhavige geval niet van toepassing is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, T. Hordijk, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.