Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:219

Zaaknummer

6863

Inhoudsindicatie

Geen hoger beroep mogelijk op grond van Artikel 46a lid 4 Advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 23 juli 2013

in de zaak 6863

 

naar aanleiding van het hoger beroep:

wonende te Schiedam

 

klager

tegen:

advocaat te Rotterdam

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage (verder: de raad) van 27 mei 2013, onder nummer R.4061/12.195, aan partijen toegezonden op 28 mei 2013, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 27 november 2012 ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 28 juni 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 De voorzitter van het hof heeft voorts kennis genomen van de beslissing van de voorzitter van 27 november 2012, en het verzetschrift van klager van                      10 december 2012, ontvangen door de griffie van de raad op 9 december 2012.

3 DE BEOORDELING

3.1  Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad. Het beroep van klager is reeds op deze grond kennelijk niet-ontvankelijk.

3.2 Daarnaast overweegt de voorzitter het volgende. Aangezien de beslissing van de raad op 28 mei 2013 is toegezonden aan klager kon hij, klager uiterlijk op 27 juni 2013 beroep in stellen. Nu de appelmemorie van klager door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van vermelde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, is het beroep ook op deze grond kennelijk niet-ontvankelijk.

3.3 Het beroep van klager dient op deze gronden te worden afgewezen.

 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

wijst af het door klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage van 27 mei 2013 ingestelde hoger beroep

 

Aldus beslist op 23 juli 2013 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter.

 

Voorzitter

 

Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen na verzending van het afschrift schriftelijk verzet worden gedaan bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van veertien dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Verzet dient te worden ingesteld door middel van een verzetschrift, waarin de gronden voor het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

Het verzetschrift dient in zevenvoud te worden ingediend.

Het Hof van Discipline is gevestigd te Prinsenbeek aan de Markt 44.

Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC PRINSENBEEK.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 076 5484607.

 

De beslissing is verzonden op 23 juli 2013.