Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4274
Zaaknummer
13-84
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Advocaat mag de lezing van de feiten van zijn cliënte ondersteunen.
Uitspraak
Beslissing van 22 april 2013
in de zaak 13-84
naar aanleiding van de klacht van:
De heer [naam]
[adres]
klager
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 27 maart 2013 met kenmerk K 12-13/33 door de raad ontvangen op 28 maart 2013, en van de op de daarin beschreven inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 7.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Op 21 oktober 2008 vond te Assen een aanrijding plaats tussen de cliënte van verweerder (mevrouw S.), die een auto bestuurde, en klager die een quad bereed. Mevrouw S. werd strafrechtelijk vervolgd. Zij werd gedagvaard omdat zij met haar weggedrag, kort gezegd, gevaar op de weg zou hebben veroorzaakt of althans zou kunnen hebben veroorzaakt en/of het verkeer op die weg zou hebben gehinderd of althans zou hebben kunnen hinderen.
1.3 Door de kantonrechter te Assen werd mevrouw S. bij vonnis van 19 augustus 2009 veroordeeld. Verweerder stond haar bij. Van die veroordeling werd geappelleerd en vervolgens kwam het tot beroep in cassatie. De zaak werd door de Hoge Raad terugverwezen naar het hof (destijds het hof Leeuwarden). Daar volgde op 15 februari 2012 vrijspraak.
1.4 Bij brief van 12 december 2012 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
gebruik te maken van verklaringen van zijn cliënte waarvan hij wist dat deze leugenachtig en in strijd met de waarheid waren en door bewijsmateriaal waarover hij beschikte niet over te leggen in de procedure.
3 BEOORDELING
3.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
3.2 Klager is door het ongeval gedupeerd en heeft schade. Klager had er belang bij dat de verdediging van mevrouw S. door verweerder verliep zoals die door een goed en betamelijk handelend strafrecht advocaat behoort te worden gevoerd. In zoverre is hij ontvankelijk.
3.3 Klager en mevrouw S. hadden een verschillende lezing over de toedracht. Klager kan en mag het verweerder, gelet op verweerders kwaliteit van verdediger van mevrouw S., niet verwijten dat hij de lezing van zijn cliënte ondersteunde en bij zijn pleidooien aanknoping zocht bij hetgeen in het dossier vóór die lezing of tegen een bewezenverklaring van het haar verweten rijgedrag pleitte.
3.4 Het is niet gesteld of gebleken dat verweerder zich daarbij vrijheden heeft gepermitteerd die hij zich niet had mogen veroorloven gelet op de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënte bij een goede uitkomst van deze strafzaak.
3.5 Onduidelijk is welk bewijsmateriaal verweerder zou hebben achtergehouden. Bovendien heeft te gelden dat, zoals een verdachte zichzelf niet behoeft te belasten, de raadsman van een verdachte, eigener beweging, geen voor de verdachte belastend materiaal behoeft aan te dragen, hoe schrijnend dat soms voor een gedupeerde ook kan zijn of lijken. Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond.
BESLISSING
Wijst de klacht af.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 22 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 april 2013 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten