Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4294

Zaaknummer

13-113A

Inhoudsindicatie

“Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. Enige vertraging in zaakbehandeling (wegens ziekte advocaat) niet tuchtrechtelijk laakbaar.”

Uitspraak

Beslissing van 24 mei 2013

in de zaak 13-113A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 15 april 2013, door de raad ontvangen op 26 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich omstreeks 2010 voor rechtsbijstand tot verweerder gewend. Verweerder heeft van klager een letselschadezaak aangaande een whiplash in behandeling genomen en zaken betreffende de aansprakelijkstelling van een tandarts en van voormalige advocaat, mr. X.

1.3 Verweerder is in 2011 ernstig ziek geworden en moest verschillende medische behandelingen ondergaan.

1.4 In een brief aan klager van 17 april 2012 heeft verweerder ten aanzien van de letselschadezaak gemeld dat hij het, ondanks klagers dringende verzoek daartoe, niet opportuun achtte om een procedure tegen de aansprakelijk geachte gemeente aanhangig te maken. Verweerder heeft tegelijkertijd zijn bijstand in alle voor klager behandelde dossiers neergelegd en heeft klager gevraagd een andere advocaat te zoeken.

1.5 De zaak tegen mr. X is op 8 november 2012 door de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ter behandeling overgedragen aan mr. Y.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu hij:

a. de verschillend zaken, die hij voor klager in behandeling heeft gehad, onvoldoende voortvarend heeft behandeld; en

b. niet, dan wel onvoldoende, heeft gereageerd op terugbelverzoeken.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist. De klachtonderdelen zullen in het navolgende afzonderlijk  worden behandeld.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende.

3.3 Verweerder erkent dat er in verband met zijn gezondheidsklachten vertraging is opgetreden in de behandeling van de dossiers en dat klager ook is gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat zulke vertraging zou ontstaan.

3.4 Uit het klachtdossier blijkt echter ook dat verweerder in de door hem voor klager behandelde dossiers wel degelijk werkzaamheden heeft verricht. Gezien echter verweerders arbeidsongeschiktheid, is het feit dat enige vertraging in de behandeling van klagers dossiers is ontstaan van onvoldoende gewicht voor tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Dat zou anders kunnen zijn, indien klager van de vertraging inhoudelijk nadeel zou hebben ondervonden. Voor die conclusie biedt het klachtdossier echter geen enkel aanknopingspunt, zodat er geen grond is voor een tuchtrechtelijk verwijt ter zake aan verweerder.

3.5 Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

3.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende.

3.7 Verweerder erkent dat het vanwege overige werkzaamheden niet altijd mogelijk was om, naar aanleiding van klagers telefonische verzoeken daartoe, onmiddellijk contact met hem op te nemen. Alhoewel van een advocaat gevergd mag worden dat hij goed bereikbaar is, blijkt uit het dossier niet dat verweerder onvoldoende bereikbaar was en evenmin dat hij enig nadeel heeft ondervonden van het feit dat verweerder niet altijd onmiddellijk reageerde. Dit laatste wordt dan ook niet als zo ernstig aangemerkt dat zulks tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn.

3.8 Klachtonderdeel b) is tevens kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klachtonderdelen in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 24 mei 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.