Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:14
Zaaknummer
6427
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging ongegrondverklaring door raad. Niet gebleken van excessief declareren.
Uitspraak
Beslissing van 25 maart 2013
in de zaak 6427
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ´s Gravenhage (verder: de raad) van 2 april 2012, onder nummer R.3734/11.136, aan partijen toegezonden op 4 april 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 mei 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief van klager aan het hof van 30 oktober 2012;
- e-mailbericht van verweerder aan het hof van 11 december 2013.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 28 januari 2013, waar klager is verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 De klacht houdt meer in het bijzonder in dat verweerder buitensporig heeft gedeclareerd, daar de werkzaamheden en de kosten in geen enkele verhouding tot de zaak staan. Klager verwijt verweerder daarbij dat hij nodeloos tijd heeft besteed aan het bestuderen van de door klager afgegeven ordners.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in 2010 in een geschil met een curator op basis van een opdrachtbevestiging van 17 juni 2010.
4.2 In dit geschil is een schikking bereikt zoals neergelegd in een vaststellingsovereenkomst tussen de curator, klager en diens broer.
4.3 Naar aanleiding van een door verweerder verzonden declaratie voor zijn werkzaamheden heeft nader overleg plaatsgevonden over de hoogte daarvan tussen klager, zijn echtgenote en verweerder. Dat overleg heeft geleid tot een vaststellingsovereenkomst / schuldbekentenis waarbij klager heeft erkend schuldig te zijn aan verweerder voor verleende rechtsbijstand een bedrag € 6407,22.
5 BEOORDELING
5.1 Blijkens de appelmemorie blijft klager bezwaar houden tegen onderdelen in de specificatie van de declaratie. Zo zouden teveel minuten in rekening zijn gebracht, ten onrechte conferenties bij cliënt zijn geboekt, buiten de opdrachtverlening werkzaamheden zijn verricht en is niet maandelijks gedeclareerd zoals was afgesproken. Voorts verwijst klager naar andere zaken waarin verweerder is betrokken.
5.2 Met de raad is het hof van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat het (declaratie)gedrag van verweerder excessief was en daardoor in strijd met artikel 46 Advocatenwet.
5.3 De door klager aangevoerde onregelmatigheden- die door verweerder in eerste aanleg zijn betwist- vormen, zelfs als zij vast zouden komen te staan, onvoldoende grond om daar tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op te baseren. Zaken met derden waarbij verweerder betrokken is, doen bij deze beoordeling niet ter zake. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ´s Gravenhage van 2 april 2012, gegeven onder nummer R.3734/11.136.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A. Beker, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, W.A.M. van Schendel en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2013.