Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:43

Zaaknummer

12-243

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing gegrond. Verweerder handelde klachtwaardig door met klager, die zich in beperking in een penitentiair ziekenhuis bevond, door hem niet door te verwijzen of de verweermogelijkheden tegen een terugvorderingsbesluit van de gemeente wegens ten onrechte verleende bijstand te bespreken.

Uitspraak

Beslissing van 3 juni 2013

in de zaak 12-243

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [  ]

klager

tegen:

mr. [  ]

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 december 2012 met kenmerk RvT 1112-9380/LB/sd, door de raad ontvangen op 14 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

-  de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst;

- de brief met bijlagen van klager d.d. 4 maart 2013.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder stond klager bij in het kader van een strafzaak. Verweerder heeft klager voorts bijgestaan in de klachtafhandeling bij de beklag- en beroepscommissie van het penitentiaire ziekenhuis waar klager verbleef. Ten aanzien van klager hebben enige tijd beperkingen gegolden.

2.3 Tijdens de detentie van klager heeft klagers toenmalige vriendin, mevrouw R., op 24 mei 2006 een aan haar betekend exploot op het kantoor van klager afgegeven. Het exploot betrof de betekening van een beslissing van de gemeente Utrecht van 12 april 2006, verzonden op 18 april 2006,betreffende mevrouw R. en klager, waarbij de door mevrouw R. genoten bijstandsuitkering in de periode [  ] tot een bedrag van ruim € 75.000,00 is teruggevorderd, omdat zij een gemeenschappelijke huishouding zouden hebben gevoerd met klager.

2.4 Een kopie van het exploot met daarop de stempelafdruk “ontvangen 24 mei 2006” is door klager overgelegd.

2.5 De behandeling van de strafzaak is in de zomer van 2006 door een andere advocaat overgenomen, die op zijn beurt het dossier ook op enig moment aan mr. J. heeft overgedragen.

2.6 Met bijstand van mr. J.  heeft klager geprobeerd het terugvorderingsbesluit aan te vechten. Er is verzet aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarbij het beroep gericht tegen een bestuursbesluit van de gemeente Utrecht op 19 januari 2010 ongegrond is verklaard. In het kader van het verzet is aangevoerd dat klager ten tijde van het primaire besluit op 12 april 2006 gedetineerd was en dat hij pas in november 2009 op de hoogte is geraakt van het terugvorderingsbesluit. Het bezwaar dat klager eerst op 17 november 2009 tegen het terugvorderingsbesluit heeft ingediend, zou derhalve tijdig zijn ingediend, althans de termijnoverschrijding zou verschoonbaar zijn. De rechtbank Utrecht heeft bij beschikking van 10 februari 2012 het verzet ongegrond verklaard.  

2.7 Bij brief met bijlagen van 21 juni 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door geen bezwaar te maken namens klager tegen de vordering van de gemeente Utrecht op klager en zijn vriendin, ondanks een verzoek daartoe.

4 VERWEER

4.1 Klager heeft verweerder geen opdracht gegeven om  tegen het besluit van de gemeente Utrecht van 12 april 2006 bezwaar aan te tekenen. Verweerder zou een dergelijke opdracht ook niet aanvaard hebben, omdat hij uitsluitend strafzaken en penitentiaire zaken behandeld. Verweerder kan zich niet (meer) herinneren het exploot op 24 mei 2006 van de vriendin van klager te hebben ontvangen en/of dat met klager te hebben besproken.

5 BEOORDELING

5.1 Niet is komen vast te staan dat klager verweerder een opdracht heeft gegeven, laat staan dat de laatste die opdracht heeft aanvaard, om namens hem bezwaar aan te tekenen tegen het terugvorderingsbesluit van de gemeente Utrecht van 12 april 2006. Evenmin is komen vast te staan dat het besluit en de verweermogelijkheden uitdrukkelijk tussen klager en verweerder ter sprake zijn gekomen. Als vaststaand kan echter wel worden aangenomen dat verweerder een kopie van het exploot heeft ontvangen en aan het dossier van klager heeft toegevoegd.

5.2 Van verweerder had onder de omstandigheden, het feit dat klager (aanvankelijk onder beperkingen) gedetineerd  was in een penitentiair ziekenhuis,  verwacht mogen worden dat hij de mogelijkheden zich tegen het besluit van de gemeente te verweren zou hebben besproken met klager en hem in ieder geval had gewezen op het feit dat de termijn hiervoor op korte termijn zou verstrijken. Verweerder stond het vrij een opdracht te weigeren, doch hij had klager, gelet op de verstrekkende gevolgen van het besluit voor klager, kunnen en moeten doorverwijzen naar een advocaat die klager bijstand had kunnen verlenen.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht is gegrond, voor zover hierboven overwogen. Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. F.A.M. Knüppe, A. Gerritsen-Bosselaar, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman – Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.