Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:49

Zaaknummer

R. 4205/13.112

Inhoudsindicatie

Verweerder (advocaat van de voormalig echtgenote van klager) handelde op instructie van zijn cliënte en binnen bovenomschreven vrijheid als advocaat van de wederpartij door een brief van klagers jongmeerderjarige dochter in de procedure in te brengen. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij de betreffende brief van klagers dochter heeft ingebracht om namens zijn cliënte aan te tonen dat zijn cliënte de kinderen niet tegen klager ophitst en dat het werkelijk de wens van de kinderen is om tijdelijk geen contact met hun vader te hebben. De stelling van klager dat de rechtbank zou hebben besloten de brief buiten beschouwing te laten bij haar oordeel, leidt er niet toe dat verweerder de brief niet had mogen inbrengen dan wel had moeten intrekken.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 29 mei 2013 door de raad ontvangen op 30 mei 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder behartigt de belangen van de (voormalig) echtgenote van klager in een echtscheidingsprocedure.

1.2    Verweerder heeft namens zijn cliënte op 6 december 2012 een verweerschrift voorlopige voorzieningen tevens zelfstandig verzoek tot voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank.

1.3    Als bijlage bij dit verweerschrift heeft verweerder gevoegd een brief van de minderjarige zoon van klager en een brief van de jongmeerderjarige dochter van klager.

1.4    Bij brief van 18 december 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij onnodig grievend heeft gehandeld door in voornoemde voorlopige voorzieningenprocedure een zeer kwetsende brief van klagers jongmeerderjarige dochter heeft ingebracht, terwijl zij in die procedure niet betrokken was en klager e-mail berichten van zijn dochter heeft overgelegd, waarna verweerder de bewuste brief niet heeft ingetrokken. Voorts heeft verweerder niet zijn excuses aan klager gemaakt toen klager tijdens de behandeling ter zitting tot tranen geroerd was, noch heeft verweerder enig begrip getoond.

3.    BEOORDELING

3.1    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2    Noch uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij de betreffende brief van klagers dochter heeft ingebracht om namens zijn cliënte aan te tonen dat zijn cliënte de kinderen niet tegen klager ophitst en dat het werkelijk de wens van de kinderen is om tijdelijk geen contact met hun vader te hebben. De stelling van klager dat de rechtbank zou hebben besloten de brief buiten beschouwing te laten bij haar oordeel, leidt er niet toe dat verweerder de brief niet had mogen inbrengen dan wel had moeten intrekken. Verweerder handelde op instructie van zijn cliënte en binnen bovenomschreven vrijheid als advocaat van de wederpartij.

3.3    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 27 juni 2013

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.