Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:17

Zaaknummer

R. 4165/13.72

Inhoudsindicatie

Mr. W. heeft de zaak op verzoek van klaagster overgenomen van verweerster. Verweerster was dus niet meer de advocaat van klaagster en kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat mr. W. de toevoeging heeft gedeclareerd en evenmin voor de wijze en het moment waarop dat is gebeurd. Klacht is kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 28 maart 2013, door de Raad ontvangen op 3 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft in 2011 de belangen behartigd van klaagster in een geschil met de Sociale Dienst.

1.2    Verweerster is op verzoek van klaagster door de toenmalige deken te Dordrecht aangewezen als advocaat. 

1.3    Op 2 mei 2011 is voor klaagster een toevoeging afgegeven. De toevoeging is verleend voor “procedure of advies”.

1.4    Mr. W. heeft op verzoek van klaagster de behandeling van de zaak van verweerster overgenomen. Mr. W. heeft de toevoeging gemuteerd op haar naam.

1.5    Op 22 september 2011 heeft mr. W. de toevoeging gedeclareerd.

1.6    Mr. W. heeft aan verweerster een verrekeningsvoorstel gedaan voor wat betreft de vergoeding van de Raad voor Rechtsbijstand, welke voorstel verweerster heeft geaccepteerd.

1.7    Op 18 mei 2011 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken te Dordrecht, thans Rotterdam.

1.8    Bij voorzittersbeslissing van 23 september 2011 is de klacht van klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

1.9    Bij brief van 6 december 2012 heeft klaagster opnieuw een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klaagster verwijt verweerster in het bijzonder dat zij mede verantwoordelijk is voor het feit dat mr. W. de toevoeging heeft gedeclareerd, waardoor andere advocaten geen heil meer zien om haar belangen te behartigen dan wel om de reeds gedeclareerde toevoeging te heropenen. Volgens klaagster had verweerster op het moment dat mr. W. tot verdeling van de toevoegingsvergoeding overging kunnen weten, dat de betreffende zaak geen advies kon betreffen, maar dat procedure(s) aan de orde moesten komen of zijn. Verweerster had ook kunnen weten dat het declareren van de toevoeging problemen voor klaagster zou kunnen opleveren. Klaagster houdt verweerster dan ook mede verantwoordelijk voor de situatie waarin zij verkeert, reden waarom verweerster naar de mening van klaagster niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

3.    BEOORDELING

3.1    Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak zo onjuist optreedt en adviseert dat de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.2    Mr. W. heeft de zaak op verzoek van klaagster overgenomen van verweerster. Verweerster was dus niet meer de advocaat van klaagster en kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat mr. W. de toevoeging heeft gedeclareerd en evenmin voor de wijze en het moment waarop dat is gebeurd. Gelet daarop dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 24 april 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 april 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in her arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.