Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3771

Zaaknummer

12-216Alk

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. Verweten gedraging (in geding brengen vals stuk) niet gebleken.

Uitspraak

Beslissing van 12 februari 2013

in de zaak 12-216Alk

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van

7 augustus 2012 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 juli 2012 met kenmerk 2012.012-K, door de raad ontvangen op 19 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar (thans Noord-Holland) de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 7 augustus 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 augustus 2012 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 15 augustus 2012, door de raad ontvangen op 16 augustus 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2012. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet

- van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 15 augustus 2012.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerster treedt op als advocaat voor de heer en mevrouw W in een procedure die klager jegens hen voert. Klager heeft de heer en mevrouw W gedagvaard voor de Rechtbank Alkmaar en een verklaring voor recht gevorderd dat klager de enig erfgenaam van mevrouw B (hierna “erflaatster”) is.

2.3 In voormelde procedure heeft verweerster namens de heer en mevrouw W een verklaring van erfrecht als productie overgelegd, welke verklaring is voorzien van een notarieel stempel en handtekening. Uit die verklaring blijkt dat de heer en mevrouw W de (enige) erfgenamen van erflaatster zijn.

2.4 Bij vonnis van 20 juli 2011 heeft de Rechtbank Alkmaar de vorderingen van klager afgewezen en voor recht verklaard dat de heer en mevrouw W de enige erfgenamen van erflaatster zijn. Klager heeft van voormeld vonnis hoger beroep ingesteld, welk hoger beroep thans aanhangig is bij het Gerechtshof te Amsterdam.

2.5 Verweerster heeft in het hoger beroep een brief van notaris M van 6 februari 2012 overgelegd, waarin laatstgenoemde aan verweerster heeft geschreven dat het feit dat hij aan klager een kopie van het testament van erflaatster heeft verstrekt, geenszins inhoudt dat klager erfgenaam zou zijn van erflaatster.

2.6 Bij brief van 22 maart 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 DE KLACHT/ HET VERZET

3.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster documenten in de procedure heeft ingebracht die als vals moeten worden aangemerkt. Hiermee heeft verweerster gegevens verstrekt waarvan zij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist zijn (artikel 30 van de Gedragsregels).

3.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3.3 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door niet inhoudelijk te reageren op de verklaring van erfrecht en het illegaal verkrijgen daarvan.

 

4 BEOORDELING

4.1 Naar het oordeel van de raad had de voorzitter uit de stukken geen andere conclusie kunnen trekken dan dat de klacht kennelijk ongegrond is. Ook in de verzetprocedure heeft klager geen nadere gegevens verstrekt waaruit zou moeten volgen dat de verklaring van erfrecht en de brief van notaris M zouden zijn vervalst.

4.2 Het oordeel over de inhoud van de verklaring van erfrecht en de brief van de notaris is voorbehouden aan de gewone rechter en niet aan de tuchtrechter. Nu klager verder niet heeft gemotiveerd waarom de voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk ongegrond-verklaring had mogen komen, moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga,

P. van Lingen, R. Lonterman, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Noord-Holland (voorheen Alkmaar)

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.