Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:202

Zaaknummer

13-209

Inhoudsindicatie

Klacht met betrekking tot ongeoorloofde belangenverstrengeling kennelijk ongegrond. Kantoor van verweerder heeft in het verleden de NMT geadviseerd, doch dat betrof niet de individuele belangenbehartiging van één van de medewerkers van de NMT, zoals in de kwestie waarin verweerder klager bijstond.

Uitspraak

Beslissing van 3 oktober 2013

in de zaak 13-209

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen:

mr.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 13 september 2013 met kenmerk[    ], door de raad ontvangen op 16 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Op 1 januari 2009 is klager een maatschap aangegaan met een collega-tandarts. Voorheen had klager als solist zijn tandartspraktijk gevoerd. Klager wenste de samenwerking in februari 2010 te beëindigen, in het kader waarvan verweerder klager heeft geadviseerd.

1.3    De maatschapsovereenkomst, die eind 2008 is opgesteld, is tot stand gekomen onder begeleiding van een medewerker van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Tandheelkunde, hierna: “NMT”. Klager had tijdens het opstellen van de overeenkomst een zwakke psychische gezondheid, in verband waarmee hij medicatie gebruikte en gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. Klager is van mening dat de door een medewerker van de NMT, de heer G, verleende bijstand onvoldoende is geweest omdat onvoldoende rekening gehouden is met klagers labiele gezondheidstoestand, die destijds kenbaar was. De maatschapsovereenkomst gaat van een kostenverdeling bij helfte uit, ongeacht de omzet die de beide associés zouden maken. De belangen van klager zijn daardoor onvoldoende behartigd.

1.4    De kwestie met de NMT speelde in het kader van de dienstverlening van verweerder aan klager. Verweerder heeft de heer G van de NMT verzocht om een nadere toelichting in hoeverre destijds rekening is gehouden met de gezondheidssituatie van klager en of klager destijds voldoende in staat was om zijn belangen te behartigen. Voorts is voorgelegd   of er een inschatting is gemaakt van de te verwachten uitkomst van de maatschapsovereenkomst, in het bijzonder met betrekking tot de bepaling betreffende de verdeling van de kosten die niet omzet-gerelateerd is, wat de gedachte is geweest en of dit met klager destijds is besproken. Een reactie van de heer G van de NMT is ontvangen en doorgestuurd aan klager. In oktober 2010 heeft klager zich tot een opvolgend advocaat gewend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zich (mogelijk) schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling met de mogelijkheid tot beïnvloeding.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft aangevoerd dat het kantoor van verweerder in het verleden weleens zaken voor de NMT heeft gedaan, in het bijzonder in de adviserende sfeer. De aan de NMT verleende rechtsbijstand betrof algemene kwesties, bijvoorbeeld advisering op het gebied van de rechtspositie van patiënten en verenigingsrechtelijke aangelegenheden. Het kantoor van verweerder is echter niet de vaste advocaat van de NMT en verweerder zelf heeft de NMT nooit als cliënt gehad.

3.2    Verweerder heeft zich niet laten beïnvloeden, getuige de brief die verweerder aan G heeft gestuurd met betrekking tot de kwestie waarin hij klager rechtsbijstand verleende. Verweerder ontkent derhalve dat er van belangenverstrengeling of van beïnvloeding sprake is geweest.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2    De omvang van de door verweerder aan klager te verlenen rechtsbijstand betrof mede de wijze waarop de maatschapsovereenkomst in 2008, onder begeleiding van een medewerker van de NMT, tot stand is gekomen. Verweerder heeft met het oog op dit aspect vragen aan de betrokken medewerker van de NMT voorgelegd.

4.3    Het kantoor van verweerder is in het verleden opgetreden voor de NMT. De NMT is niet bijgestaan in het kader van de advisering die de NMT in individuele gevallen aan zijn/haar leden heeft verricht. Het belang waarvoor het kantoor van verweerder derhalve in het verleden de NMT heeft geadviseerd, betreft een ander belang en een andere kwestie dan het belang en de kwestie waarin verweerder klager bijstond. Er was dus geen sprake van een tegenstrijdig belang, noch was aannemelijk dat de zaak zich zo zou ontwikkelen dat op enig moment een tegenstrijdig belang zou kunnen ontstaan.

4.4    Klager heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld op basis waarvan tot de conclusie zou kunnen worden gekomen dat verweerder bij de behartiging van klagers belangen beïnvloed is door het feit dat het kantoor van verweerder de NMT heeft bijgestaan. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht is kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. S.H. Box-Boom, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 3 oktober 2013.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten