Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:156
Zaaknummer
R. 4163/13.70
Inhoudsindicatie
Het betreft een verzetzaak. Het verzet is te laat ingesteld. Klager heeft de brief niet opgehaald op het postkantoor terwijl hij daar geen reden voor heeft gegeven. Het niet ophalen acht de raad geen omstandigheid, die overschrijding van de verzettermijn kan rechtvaardigen. Daar komt bij dat ook als tot uitgangspunt wordt genomen dat de verzettermijn pas is gaan lopen na verzending van een tweede brief, het verzet te laat is ingesteld.
Inhoudsindicatie
Het verzet is niet-ontvankelijk.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 26 maart 2013 met kenmerk K123 2011/2012 bm/kme, door de raad ontvangen op 27 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 8 april 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 april 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 13 mei 2013 is de beslissing nogmaals per gewone post aan klager verstuurd, nadat bericht van PostNL ontvangen was dat klager de aangetekende brief van 9 april 2013 niet had opgehaald.
1.4 Bij brief van 28 mei 2013, door de raad ontvangen op 30 mei 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van 28 mei 2013 van klager;
- een brief van 4 juni 2013 van klager;
- een brief van 1 juli 2013 van klager.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich op 21 april 2010 tot verweerder gewend ter zake een vordering van klager op zijn voormalige werkgever betreffende een onjuiste afrekening van klagers dienstverband. Het dienstverband van klager is geëindigd in 2003.
2.2 Verweerder heeft op 7 mei 2010 een toevoeging voor klager aangevraagd, welke op 17 mei 2010 aan klager is verleend.
2.3 Bij brief van 20 september 2010 heeft verweerder klager geïnformeerd dat de vordering van klager inmiddels was verjaard.
2.4 Bij brief van 2 februari 2011 heeft verweerder klager nogmaals zijn visie op de zaak bevestigd.
2.5 Bij brief van 30 maart 2011 heeft verweerder aan klager bevestigd dat hij op zijn verzoek aan diens voormalige werkgever een brief heeft gestuurd ter stuiting van de verjaring. Verweerder heeft klager nogmaals laten weten dat zijns inziens de vordering (deels) was verjaard op het moment dat klager zich tot verweerder heeft gewend en dat hij niets meer voor klager kan betekenen.
2.6 Bij brief van 9 februari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij klagers zaak in 2009 heeft aangenomen, terwijl verweerder niet bereid was klager juridische bijstand te leveren. Bovendien heeft klager gesteld dat verweerder in drie jaar tijd slechts één brief voor klager heeft geschreven. Ten slotte verwijt klager verweerder dat hij geen juridische bijstand aan klager heeft verleend ter zake een eventuele vordering van klager tot schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht met klagers vorige advocaat.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 46h lid 1 Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad. Vaststaat dat het afschrift van de beslissing is verzonden op 9 april 2013. De verzettermijn eindigt derhalve op 23 april 2013 om 24.00 uur. Vaste jurisprudentie is dat het risico van een niet-prompte postbestelling, en daarmee ook het (te) laat of niet afhalen van een aangetekende brief, voor rekening blijft van klager. Dit behoudens bijzondere omstandigheden, die overschrijding van de verzettermijn kunnen rechtvaardigen.
4.2 Uit de dossierstukken volgt dat de voorzittersbeslissing bij brief van 9 april 2013 aangetekend met bericht van ontvangst aan het woonadres van klager gestuurd is. Klager heeft echter deze brief niet op het postkantoor heeft opgehaald. Een reden hiervoor heeft klager niet opgegeven.
4.3 De raad acht het feit dat klager de brief van 9 april 2013 niet heeft opgehaald geen omstandigheid die overschrijding van de verzettermijn kan rechtvaardigen.
4.4 Gelet op het feit dat het verzetschrift van klager na de verzettermijn, namelijk pas op 30 mei 2013, bij de raad is binnengekomen, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet.
4.5 Ten overvloede overweegt de raad dat, ook als tot uitgangspunt wordt genomen dat de verzettermijn van 14 dagen pas is gaan lopen na verzending van de brief van 13 mei 2013, klager te laat verzet heeft ingesteld aangezien deze termijn in dat geval zou zijn verstreken op 27 mei 2013, terwijl het verzetschrift pas op 30 mei 2013 ontvangen is.
5 BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.