Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4091
Zaaknummer
R. 4144/13.51
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft erkend dat zij 9 jaar geleden de belangen van klager heeft behartigd bij de politierechter in een strafzaak. Verweerster heeft voorts gesteld dat het feit dat zij klager 9 jaar eerder in een gehele andere kwestie heeft bijgestaan, haar thans er (tuchtrechtelijk) niet van weerhoudt de voormalig partner van klager bij te staan in een kwestie betreffende het personen- en familierecht. Nu klager niet (gemotiveerd) heeft betwist dat de eerste zaak een geheel andere kwestie (een strafzaak) betrof en dat informatie uit die zaak niet van belang kan zijn voor de onderhavige zaak, is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond. Dat geldt temeer nu verweerster de voormalige echtgenote van klager al sinds 2007 bijstaat en klager daarover niet eerder heeft geklaagd.
Inhoudsindicatie
Klachtenonderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam 11 maart 2013, door de Raad ontvangen op 12 maart 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Verweerster behartigt de belangen van de voormalige partner van klager in een procedure met betrekking tot de omgang van hun dochter.
1.2 Bij brief van 22 oktober 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Klager verwijt verweerster in het bijzonder dat:
a. verweerster in 1998 de belangen van klager heeft behartigd en dat het haar daarom thans niet vrij staat de belangen van de voormalige partner van klager te behartigen;
b. verweerster tegen klager samenspant;
c. een geplande zitting door de rechtbank Rotterdam is uitgesteld;
d. verweerster er de oorzaak voor is dat klager zijn dochter niet kan zien;
e. verweerster klager schade heeft toegebracht;
3. BEOORDELING
3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
3.2 Verweerster heeft erkend dat zij 9 jaar geleden de belangen van klager heeft behartigd bij de politierechter in een strafzaak. Verweerster heeft voorts gesteld dat het feit dat zij klager 9 jaar eerder in een gehele andere kwestie heeft bijgestaan, haar thans er (tuchtrechtelijk) niet van weerhoudt de voormalig partner van klager bij te staan in een kwestie betreffende het personen- en familierecht. Nu klager niet (gemotiveerd) heeft betwist dat de eerste zaak een geheel andere kwestie (een strafzaak) betrof en dat informatie uit die zaak niet van belang kan zijn voor de onderhavige zaak, is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond. Dat geldt temeer nu verweerster de voormalige echtgenote van klager al sinds 2007 bijstaat en klager daarover niet eerder heeft geklaagd.
Ten aanzien van de klachtonderdelen b, d en e
3.3 Deze klachtonderdelen zijn onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat verweerster de voormalige echtgenote van klager als advocaat bijstaat betekent niet dat haar voor klager ongunstige uitspraken tuchtrechtelijk kunnen worden aangerekend.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
3.4 Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij vanwege een ongeval (met haar fiets) niet in staat was om op de eerder geplande zitting te verschijnen. Dit is een overmachtsituatie die verweerster niet tuchtrechtelijk kan worden verweten.
3.5 Gelet op het vorenstaande dienen de klachtonderdelen a tot en met e als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
4 BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a tot en met e als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 25 maart 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 26 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.