Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:196

Zaaknummer

13-229

Inhoudsindicatie

klacht over onttrekken aan de zaak kennelijk ongegrond. Ontvallen vertrouwensbasis voldoende aannemelijk geworden.

Uitspraak

Beslissing van 14 oktober 2013

in de zaak 13 - 229

naar aanleiding van de klacht van:

T.

klaagster

tegen:

mr. V.

advocaat te [plaats]

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland  van 16 september 2013 met kenmerk K13/50, die door de raad ontvangen is op 17 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een geschil betreffende het verlenen van een hypothecaire geldlening. Verweerder heeft voor klaagster een kort geding aanhangig gemaakt waarvan de mondelinge behandeling zou plaatsvinden op 30 januari 2013.

1.3    Kort voor de mondelinge behandeling werd door de wederpartij in het geschil een voorstel gedaan. Verweerder heeft klaagster geadviseerd dit voorstel te accepteren dan wel de zaak aan te houden teneinde een regeling in der minne te treffen. Klaagster wilde dit echter niet.

1.4    Op zaterdag 26 januari 2013 stuurde klaagster een mailbericht aan verweerder waarin zij stelde een aanbod van de wederpartij niet te willen accepteren. Tevens stelde klaagster verweerder aansprakelijk te stellen indien verweerder klaagster niet verder meer zou bijstaan in het geschil.

1.5    Bij mailbericht van 27 januari 2013 berichtte verweerder klaagster dat hij klaagster bij aanvang van de zaak weinig kans van slagen had gegeven en om die reden, in overleg met klaagster, een subsidiaire eis had opgenomen die door de wederpartij werd ingewilligd. Verweerder verklaarde vanwege het dreigement van aansprakelijkheidsstelling door klaagster zich te willen onttrekken als advocaat omdat met de opstelling van klaagster het voor hem duidelijk was geworden dat het voor de samenwerking vereiste vertrouwen er niet meer was. Verweerder berichtte voorts klaagster dat hij de rechtbank zou berichten dat hij zich als advocaat onttrok en adviseerde klaagster op korte termijn een andere advocaat te zoeken voor de behandeling van de zaak op 30 januari 2013. 

1.6    Klaagster stuurde op 28 januari 2013 een e-mailbericht naar verweerder waarin zij liet weten zelf naar de zitting te gaan. Verweerder antwoordde op 28 januari 2013 per e-mailbericht weten dat dit niet mogelijk was en dat hij van plan was om aan de rechtbank namens klaagster een aanhouding te vragen.

1.7    Op 25 maart 2013 diende klaagster een klacht in tegen verweerder bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder zich twee dagen voor de mondelinge behandeling van een door hem aanhangig gemaakt kort geding onttrok aan de zaak, waardoor klaagster een nieuwe advocaat diende te benaderen;

b)    klaagster als gevolg van de handelwijze van verweerder schade heeft geleden.

3    VERWEER

Verweerder stelt zich op het standpunt dat het voor hem onvermijdelijk was zich van de zaak te onttrekken omdat het vertrouwen tussen hem en zijn cliënte door de opstelling van klaagster was komen te ontvallen. Tevens stelt verweerder dat klaagster geen schade heeft geleden behoudens dat zij een andere advocaat heeft moeten zoeken.   

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2.    Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, in overleg met de cliënt, dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht. Klaagster lijkt in de veronderstelling te leven dat een advocaat alles moet doen wat de cliënt hem of haar opdraagt. Die veronderstelling is niet juist. De advocaat heeft, zoals hierboven overwogen, een eigen verantwoordelijkheid om de zaak correct te behandelen en mag zich zelfs niet verschuilen achter de opdracht van zijn cliënt. Het staat de advocaat voorts vrij om de werkzaamheden te beëindigen. Wanneer de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, zo dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.3.    Gelet op het gestelde in het e-mailbericht van 27 januari 2013 kon verweerder tot de conclusie komen dat de vertrouwensbasis er niet meer was, nu hij klaagster had geadviseerd een aanbod te aanvaarden en –toen zij het daar niet mee eens was- klaagster verweerder reeds aansprakelijk stelde voor het geval hij zich van de zaak zou onttrekken. Vervolgens heeft verweerder datgene gedaan dat nodig was om er voor te zorgen dat klaagster geen procedurele schade zou ondervinden van het feit dat verweerder zich terugtrok. Dit betekent dat klachtonderdeel (a) kennelijk ongegrond is.

4.4.    Voor zover klaagster schade heeft geleden brengt dat niet met zich dat verweerder reeds daarom tuchtrechtelijk onjuist gehandeld heeft. De mogelijke schade is pas dan relevant indien die het gevolg is van tuchtrechtelijk onjuist handelen van verweerder. Van tuchtrechtelijk onjuist handelen van verweerder is, zoals reeds overwogen in nr. 4.3, geen sprake. Dit betekent dat klachtonderdeel (b) ook kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De plaatsvervangend voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. P.H. Burger als griffier op 14 oktober 2013.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten