Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:23

Zaaknummer

R. 4038/12.172

Inhoudsindicatie

Verwijt dat verweerster de rechter onjuiste informatie heeft verschaft en ter zitting in kort geding producties heeft overgelegd waarover klager (advocaat) tevoren was geïnformeerd. De klacht berust op onjuiste lezing van gedragsregel 14. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 25 september 2012, door de raad ontvangen op 26 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 22 oktober 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 23 oktober 2012 aan partijen is verzonden.

1.3    Per fax van 5 november 2012 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 maart 2013. Ter zitting is mr. L., kantoorgenoot van verweerster, namens haar verschenen. Van klager is na de zitting een faxbericht d.d. 4 maart 2013 ontvangen, inhoudende dat hij wegens ziekte afwezig zou zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

2.2    Bij brief van 22 september 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:

a.    de rechtbank informatie heeft verschaft die later onjuist bleek te zijn;

b.    ter zitting een aantal producties heeft overgelegd, waarover zij klager niet van tevoren had geïnformeerd. Klager is daardoor ernstig in zijn verdediging geschaad.

3.3    In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen verweerster gehandhaafd.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    In de behandeling van het verzet is niet gebleken van feiten of omstandigheden die nopen tot een ander oordeel ten aanzien van dit klachtonderdeel dan het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter. Diens beoordeling berust op lezing van de stukken. De interpretatie van klager vindt in de stukken geen steun.    

De raad verenigt zich met de beoordeling van dit klachtonderdeel door de plaatsvervangend voorzitter en maakt dat tot het zijne.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.2    De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van dit klachtonderdeel zoals dit door de plaatsvervangend voorzitter is vermeld onder nummer 4.5 van de bestreden beslissing.

5.3    De behandeling van het verzet leidt niet tot een andere beoordeling van dit klachtonderdeel dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De uitleg die klager in het verzet aan gedragsregel 14 geeft stemt niet overeen met de bewoordingen ervan. De advocaat dient er immers bij het overleggen van stukken rekening mee te houden dat de wederpartij een reactie daarop voldoende zorgvuldig moet kunnen voorbereiden. Anders dan klager bepleit houdt dit niet in dat de advocaat nooit stukken mag overleggen indien dit gebeurt op een zodanig tijdstip dat zorgvuldige voorbereiding van een reactie niet meer mogelijk is. Voorts valt niet in te zien waarom verweerster geen stukken had mogen overleggen enkel omdat klager niet ter zitting aanwezig was.

5.4    In het licht van het voorgaande verenigt de raad zich met de beoordeling van klachtonderdeel b door de plaatsvervangend voorzitter en maakt dat tot het zijne.

5.5    Het voorgaande leidt ertoe dat het verzet ongegrond is. 

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.