Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:42
Zaaknummer
R. 4208/13.115
Inhoudsindicatie
In het licht van de door verweerster gegeven toelichting kan niet worden vastgesteld dat verweerster (de advocaat van de voormalig echtgenote van klager) zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten in het betreffende citaat in het verzoekschrift. Dat sprake zou zijn van andere door klager ervaren onnodig grievende uitlatingen is door klager niet gesteld.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 29 mei 2013, door de raad ontvangen op 30 mei 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Klager is de partner van mevrouw K., de voormalig echtgenote van de cliënt van verweerster.
1.2 Verweerster heeft namens haar cliënt een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de omgangsregeling. Voor zover in deze relevant heeft verweerster in het verzoekschrift gesteld:
“..
De moeder heeft een vriend, die de minderjarige (red.) voet- en rugmassages schijnt te geven. De vader vindt dit op zijn minst ongepast, alhoewel hij dit niet naar de minderjarige (red.) heeft geuit. Wellicht heeft dit (de voet- en rugmassages) bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid dat de minderjarige (red.) blijkbaar heeft.
…”
1.3 Bij e-mail bericht van 29 maart 2013 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, omdat zij zich in een procedure tot wijziging van de omgangsregeling zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Bovendien heeft verweerster gebruik gemaakt van onjuiste informatie.
3. BEOORDELING
3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
3.2 In het licht van de door verweerster gegeven toelichting kan niet worden vastgesteld dat verweerster zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten in het betreffende citaat. Dat sprake zou zijn van andere door klager ervaren onnodig grievende uitlatingen is door klager niet gesteld.
3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 14 juni 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.