Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:1
Zaaknummer
R. 4027/12.161
Inhoudsindicatie
In het verzet brengt klaagster naar voren dat verweerder zich niet alleen onttrokken heeft aan de procedure bij het hof, maar aan een procedure bij de rechtbank. De onttrekking heeft tot gevolg gehad dat zij geen advocaat meer kon vinden die haar bij de mondelinge behandeling kon vertegenwoordigen.
Inhoudsindicatie
De raad overweegt dat tussen het moment van de onttrekking (14 maart 2012) en de mondelinge behandeling (15 juni 2012) een zodanige ruim tijdsverloop zit dat verweerder zich aan de zaak kon onttrekken zoals hij heeft gedaan. Hetzelfde geldt als, zoals klaagster eerder meedeelde, de behandeling in mei 2012 plaatsvond.
Inhoudsindicatie
De raad onderschrijft de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter dat er van onzorgvuldigheid in het kader van het zich onttrekken niet is gebleken.
Inhoudsindicatie
Ook voor het overige onderschrijft de raad het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter.
Inhoudsindicatie
Het verzet is ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 20 augustus 2012 met kenmerk R 11/12/80 cij, door de raad ontvangen op 21 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 18 september 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 september 2012 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 1 oktober 2012, door de raad ontvangen op 2 oktober 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 februari 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster d.d. 1 oktober 2012;
- een brief met bijlagen van klaagster d.d. 7 december 2012.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 In een procedure over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de duur machtiging uithuisplaatsing van de zoon van klaagster heeft verweerder klaagster bijgestaan.
2.2 Klaagster is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 7 november 2011.
2.3 Op 1 maart 2012 heeft de mondelinge behandeling bij het Gerechtshof
’s-Gravenhage plaatsgevonden.
2.4 Verweerder heeft zich bij brief van 14 maart 2012 aan de zaak onttrokken, nadat op 12 maart 2012 een gesprek had plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder. Bij dit gesprek was eveneens de heer D. aanwezig.
2.5 Bij beschikking van 21 maart 2012 heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage de bestreden beschikking bekrachtigd.
2.6 Verweerder heeft zich bij brief van 14 maart 2012 eveneens onttrokken aan een lopende procedure aangaande omgang bij de rechtbank. In die zaak is op … een beschikking gewezen.
2.7 Bij brief van 4 april 2012 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:
a. in de procedure stukken heeft overgelegd, die klaagster niet wilde overleggen en stukken niet heeft overgelegd, die klaagster wel wilde overleggen;
b. haar heeft bedreigd;
c. plotsklaps zijn rechtsbijstandverlening aan klaagster heeft beëindigd.
3.3 In het verzet heeft klaagster hetgeen zij in het dekenonderzoek naar voren heeft gebracht kort herhaald en er voorts op gewezen dat er ten tijde van de onttrekking door verweerder nog een procedure bij de rechtbank liep. Door zijn onttrekking had zij geen advocaat meer die haar tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank kon vertegenwoordigen.
4 BEOORDELING
4.1 Vaststaat dat verweerder zich op 14 maart 2012 – ook – onttrokken heeft aan de zaak bij de rechtbank. Volgens mededeling van klaagster ter zitting heeft de mondelinge behandeling in die zaak op 15 juni 2012 plaatsgevonden. Ook indien, zoals klaagster eerder meedeelde, de behandeling bij de rechtbank in mei 2012 plaatsvond, oordeelt de raad dat tussen het moment van onttrekking en de mondelinge behandeling een zodanig ruim tijdsverloop zit, dat verweerder zich kon onttrekken aan de zaak zoals hij heeft gedaan.
4.2 De raad onderschrijft dan ook de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel c dat er van onzorgvuldigheid in het kader van het zich onttrekken niet is gebleken.
4.3 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad ook voorts de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klaagster in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht, hetgeen niet leidt tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven. Het verzet is derhalve ongegrond.
5. BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, T. Hordijk, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline