Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:307

Zaaknummer

6680

Inhoudsindicatie

Klacht over optreden voor vader en later ook voor dochter tegen moeder deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond. Bekrachtiging uitspraak raad.

Uitspraak

 Beslissing van 2 december 2013

in de zaak 6680

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 7 januari 2013, onder nummer B 175-2012, aan partijen toegezonden op 8 januari 2013, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerster klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in het eerste onderdeel van de klacht, voor zover dit betrekking heeft op het feit dat verweerster in 2005 is opgetreden voor de ex-echtgenoot van klaagster en in 2010 voor de dochter van klaagster en dit deel voor het overige ongegrond is verklaard, en de onderdelen 2 en 3 ongegrond zijn verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 januari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerster;

- brief van klaagster aan het hof d.d. 2 augustus 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 oktober 2013, waar klaagster, samen met mevrouw X, en verweerster zijn verschenen. Beide partijen hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. Verweerster eerst voor de vader als advocaat is opgetreden en later als advocaat van de veertienjarige dochter van klaagster, waarbij verweerster over de rug van de dochter de voogdij over beide kinderen heeft geprobeerd te regelen;

2. Verweerster heeft meegewerkt aan ontvoering van de dochter van klaagster naar I. door het vertrek per eind maart 2010 te verbloemen en bij de rechtbank B. een rechtszaak te beginnen terwijl vader en dochter woonachtig waren in I..

3. Verweerster namens de dochter van klaagster een procedure heeft gevoerd, waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de procedure in strijd was met de wet.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 7 januari 2013, gewezen onder nummer B 175-2012.

 

 

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. J.P. Balkema, C.A.M.J. Raymakers, W.J. van Andel, H.J. de Groot in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2013.