Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:225
Zaaknummer
13-362A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Klacht onvoldoende onderbouwd.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 20 december 2013
in de zaak 13-362A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 28 november 2013 met kenmerk 4013-0855, door de raad ontvangen op 2 december 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in het hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter. Verweerder heeft deze zaak overgenomen van advocaat mr. X, tegen wie klager eveneens een klacht heeft ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) niet heeft geconstateerd dat de handtekeningen van klager zijn vervalst;
b) niet heeft geconstateerd dat de bevindingen van justitie niet overeenkomen met die van de arts;
c) geen foto’s bij de GGD heeft opgevraagd;
d) heeft nagelaten te verifiëren dat klager iets niet heeft verklaard.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft toegelicht dat de strafzaak waarin hij klager bijstond ging over de vraag of er bewijs was dat klager twee asbakken kapot zou hebben gegooid. Bij gelegenheid van het incident waarvoor klager werd vervolgd, is klager door een derde in elkaar geslagen, in verband waarmee klager aangifte heeft gedaan. De verdachte in die andere zaak is bij verstek veroordeeld, maar er is hoger beroep ingesteld. De strafzaak waarin verweerder klager als verdachte bijstond, houdt juridisch geen verband met de strafzaak waarin klager aangever was. Verweerder vermoedt dat de grieven van klager met name worden veroorzaakt door de afloop van de strafzaak waarin hij de aangever was.
4 BEOORDELING
4.1 De klachten van klager zien op het handelen van verweerder als advocaat van klager.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Met klachtonderdeel a verwijt klager verweerder dat hij niet heeft geconstateerd dat de handtekeningen onder het proces-verbaal door de politie zijn vervalst. Verweerder heeft daartegenover gesteld dat hem niet bekend is of vast is komen te staan dat de handtekeningen inderdaad zouden zijn vervalst en dat klager hem ook niet heeft verzocht om onderzoek naar de echtheid van de handtekeningen te laten verrichten. Uit de stukken van het dossier blijkt de voorzitter niet dat klager tijdens de behandeling van zijn strafzaak bij verweerder kenbaar heeft gemaakt dat de handtekening onder het proces-verbaal door de politie niet de zijne was. Nu klager verweerder evenmin heeft verzocht om onderzoek te doen naar de echtheid van deze handtekening, bestond voor verweerder geen aanleiding om aan de echtheid ervan te twijfelen. Het is niet aan de advocaat om zonder aanleiding onderzoek te doen naar de echtheid van een handtekening onder een door de politie opgemaakt proces-verbaal. Dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdelen b, c en d)
4.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. Uit met name de gemotiveerde toelichting van verweerder op zijn rol in de strafzaak tegen klager, maakt de voorzitter op dat de verwijten die klager verweerder maakt geen betrekking hebben op de strafzaak waarin verweerder zijn bijstand heeft verleend. De verwijten zien immers op feiten die betrekking hebben op de medische situatie van klager, wellicht als aangever/benadeelde partij in de strafzaak van degene tegen wie hij aangifte heeft gedaan, terwijl de strafzaak waarin verweerder klager als verdachte bijstond ging over het kapot gooien van twee asbakken door klager. Klachtonderdeel d is voorts volstrekt niet onderbouwd. De klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 20 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.