Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:77

Zaaknummer

6538

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging gedeeltelijke gegrondverklaring klacht met waarschuwing. Betreft niet aanvragen toevoeging en zonder overleg met klager niet overleggen van stukken in procedure.

Uitspraak

Beslissing van 13 mei 2013

in de zaak 6538

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 2 juli 2012, onder nummer R.3904/12.38, aan partijen toegezonden op 4 juli 2012, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a en c (gedeeltelijk) gegrond en de onderdelen b, c (gedeeltelijk), d en e ongegrond zijn verklaard en aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 1  augustus 2012 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 maart 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:

a. Geen toevoeging en daarmee verband houdende peiljaarverlegging voor klager heeft aangevraagd;

b. Zijn honorarium bij klager in rekening heeft gebracht, terwijl klager eigenlijk alleen de hoogste eigen bijdrage had moeten betalen. Inmiddels is aan klager een toevoeging verleend;

c. De stukken, die klager hem had gegeven en die in diens optiek relevant waren voor de procedure, zonder overleg met klager niet in het geding heeft gebracht;

d. De stukken te laat heeft ingediend bij de rechtbank en bovendien geen draagkrachtberekening heeft overgelegd, terwijl de rechtbank hierom had gevraagd. Ook na de zitting heeft verweerder geen stukken meer aan de rechtbank gezonden;

e. Ondanks de weigering van klager om mee te werken aan een uitstel, toch heeft ingestemd met een uitstel.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage van 2 juli 2012, gewezen onder nummer R 3904/12.38, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, A.D.R.M. Boumans, G.J.S. Bouwens en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2013.