Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4216
Zaaknummer
12-195
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing waarbij bepaald is dat klagers op grond van het ‘ne bis in idem’ beginsel niet ontvankelijk zijn ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 22 april 2013
in de zaak 12-195
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 november 2012 op de klacht van:
klaagster sub 1 en
klager sub 2
tegen:
verweerder sub 1
verweerder sub 2
advocaten te [X]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 12 oktober 2012, met kenmerk RvT 1112-9395LB/SD, door de raad ontvangen op 15 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 9 november 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 12 november 2012 is verzonden aan klagers.
1.3 Bij brief van 26 november 2012 door de raad ontvangen op dezelfde datum, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 maart 2013 in aanwezigheid van mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter,
mrs. P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en
J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.
Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 26 november 2012.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 De voorzitter en de raad in het ressort Arnhem - Leeuwarden zijn niet bevoegd te oordelen over de onderhavige klacht omdat de voorzitter en deze raad beiden reeds een klacht van klagers tegen verweerders heeft behandeld. Klagers zijn van oordeel dat de voorzitter en de raad bij de behandeling van deze eerdere klachten op een onjuiste althans onzorgvuldige wijze zijn omgegaan met hun belangen. De onderhavige klacht dient daarom te worden doorverwezen naar een andere raad.
3.3 Ten onrechte heeft de deken niet alle bescheiden overgelegd aan de raad. De raad heeft daarom niet tot een goed en objectief oordeel kunnen komen. Het ‘ne bis in idem’ beginsel is onder deze omstandigheden niet van toepassing.
3.4 Verweerders hadden moeten onderzoeken of klagers, die zij zowel in zakelijk opzicht als privé bijstonden, in aanmerking kwamen voor een toevoeging en hen een keuze moeten voorhouden: procederen op basis van een toevoeging, hen op betalende basis bijstaan in de procedure of niet procederen. Door dat na te laten hebben verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klagers. Dit klemt te meer nu verweerders wisten van de benarde financiële situatie van klagers, zowel in privé als zakelijk.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.2 De behandeling van een eerdere klacht van klagers door de raad in het ressort Arnhem staat er niet aan in de weg dat de heer mr. M.F.J.N. van Osch als voorzitter heeft geoordeeld over de onderhavige klacht. De huidige raad is van oordeel dat er geen reden is om de onderhavige klacht door te verwijzen naar een andere raad.
4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.