Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:75

Zaaknummer

L189-2013

Inhoudsindicatie

Door verweerder zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de raad tot het oordeel zouden dienen te brengen, dat in het onderhavige geval van hantering van de bevoegdheid van de raad tot tenuitvoerlegging van de door het Hof van Discipline bij beslissing van 27 augustus 2012 aan verweerder voorwaardelijk opgelegde schorsing afgezien zou moeten worden.

Inhoudsindicatie

Tenuitvoerlegging voorwaardelijke schorsing van een maand.

Uitspraak

Beslissing van 7 oktober 2013

in de zaak L 189-2013

 

 

Ambtshalve lastgeving ex artikel 57a juncto artikel 48e van de Advocatenwet tot tenuitvoerlegging van de bij beslissing van het Hof van Discipline van 27 augustus 2012 (zaaknummer 5909) voorwaardelijk opgelegde schorsing 

             

           

 

aan

 

 

 

A

 

 

verweerder

                                       

 

 

 

1.              Verloop van de procedure

1.1         De griffier van de raad van discipline heeft verweerder en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L bij brieven van 2 juli 2013 op de hoogte gesteld van het voornemen van de raad om ambtshalve last te geven tot tenuitvoerlegging van de door het Hof van Discipline bij beslissing van 27 augustus 2012 (zaaknummer 6352) aan verweerder voorwaardelijk opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand.

1.2         Het voornemen van de raad is behandeld ter zitting van de raad van 26 augustus 2013 . De deken heeft de raad bij brief dd. 21 augustus 2013 bericht verhinderd te zijn de mondelinge behandeling bij te wonen. De deken heeft de raad bij voormelde brief bericht dat er zijnerzijds geen bezwaren bestaan dat tot lastgeving wordt overgegaan. Verweerder heeft de raad per fax dd. 26 augustus 2013 om 10.54 uur bericht geen gebruik te zullen maken van de gelegenheid te worden gehoord inzake de aangekondigde ambtshalve tenuitvoerlegging.

 

2.              FEITEN

2.1    Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 27 augustus 2012 (bij het Hof van Discipline bekend onder zaaknummer 6352) aan verweerder opgelegd de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk gedurende een maand, met de bepaling dat deze maatregel niet zal worden tenuitvoergelegd tenzij verweerder zich voor het einde van een proeftijd die door het Hof van Discipline op twee jaren, ingaande op de dag van de uitspraak van het Hof van Discipline, is gesteld, heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging. De door het Hof van Discipline bepaalde proeftijd van twee jaar is ingegaan op 27 augustus 2012 en duurt voort tot 27 augustus 2014.

2.3     Bij beslissing van de raad van discipline dd. 1 juli 2013 is een bezwaar van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L tegen verweerder gegrond verklaard (bij de raad bekend onder zaaknummer L 101-2013). Aan verweerder is de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand opgelegd. Het gegrond verklaarde bezwaar heeft betrekking op gedragingen van verweerder in de periode van september 2012 – maart 2013.

 

 

3.      Overwegingen van de raad

 

4.1     Uit bovenvermelde beslissing van de raad van discipline dd. 1 juli 2013 in klachtzaak L 101-2013 is gebleken dat verweerder zich voor het einde van de krachtens de beslissing van het Hof van Discipline van 27 augustus 2012 voor hem geldende proeftijd heeft schuldig gemaakt aan in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedragingen.

 

4.2     Door verweerder zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de raad tot het oordeel zouden dienen te brengen, dat in het onderhavige geval van hantering van de bevoegdheid van de raad tot tenuitvoerlegging van de door het Hof van Discipline bij beslissing van 27 augustus 2012 aan verweerder voorwaardelijk opgelegde schorsing afgezien zou moeten worden.

 

4.7       De raad zal op grond van het bovenstaande tenuitvoerlegging gelasten van de door het Hof van Discipline bij beslissing van 27 augustus 2012 (zaaknummer 6352) voorwaardelijk aan verweerder opgelegde maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand.

 

             

 

 

 

              BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

                        -    gelast ingevolge artikel 57a juncto 48e van de Advocatenwet de tenuitvoerlegging van de door het Hof van Discipline (zaaknummer 6352) bij beslissing van 27 augustus 2012 voorwaardelijk opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand;

 

-          bepaalt dat de schorsing ingaat op 1 november 2013;

-          draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

 

         

                                                                                                                 

Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. J.D.E. vd Heuvel, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2013.

 

griffier                                                                        voorzitter              

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            verweerder

 

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

        

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.