Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:17
Zaaknummer
12-203
Inhoudsindicatie
Verzetszaak. Verzet richt zich tegen bevoegdheid van de plaatsvervangend voorzitter van de raad en klaagster bepleit dat de raad haar het hele dossier had moeten opsturen. Op grond van artikel 46 g lid 3 Advocatenwet mocht de voorzitter van de raad zich doen vervangen door een plaatsvervangend voorzitter. Een verplichting tot doorzending van stukken door de raad bestaat niet. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 8 april 2013
in de zaak 12-203
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 november 2012 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 29 oktober 2012 met kenmerk RvT1112-9365/LB/fd, door de raad ontvangen op 31 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 26 november 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 november 2012 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 29 november 2012, door de raad ontvangen op 30 november 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2013 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 29 november 2012.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 In 1.2 van de beslissing van de voorzitter worden de feiten omschreven. Daaraan voegt de raad nog toe dat klaagster op 2 april 2012 een dagvaarding uit heeft laten gaan aan de cliënt van verweerster. In de dagvaarding was vermeld dat mr. X, advocaat te V, in de betreffende zaak voor klaagster optrad. Op de rolzitting van 6 juni 2012 heeft verweerster namens haar cliënt verweer gevoerd tegen de vordering van klaagster. Verweerster heeft een exemplaar van haar conclusie, alsmede een kopie van haar brief aan de rechtbank aan de in de dagvaarding vermelde advocaat van klaagster verzonden.
2.2 Voor een weergave van de overige vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 Klaagster meent dat de voorzitter kort door de bocht gaat bij het nemen van de beslissing. Daarnaast is zij van mening dat de plaatsvervangend voorzitter niet bevoegd was om een beslissing te nemen namens de voorzitter. Klaagster meent dat niet de voorzitter maar de deken een oordeel had moeten geven over haar klacht. Ten slotte meent klaagster dat de raad haar het hele dossier en een kopie van artikel 46 van de Advocatenwet dient toe te sturen.
4 BEOORDELING
4.1 De raad verwerpt de stelling van klaagster dat de plaatsvervangend voorzitter niet bevoegd was tot het wijzen van de beslissing. De voorzitter van de raad kan zich terzake de bevoegdheid om een kennelijk ongegronde klacht schriftelijk af te wijzen op grond van artikel 46g lid 3 Advocatenwet doen vervangen door een plaatsvervangend voorzitter.
4.2 Het dossier op grond waarvan de (voorzitter van) de raad oordeelt, heeft klaagster reeds van de deken ontvangen. Een verplichting van de raad tot doorzending van stukken zoals klaagster aanvoert, bestaat niet. Evenmin rust er een verplichting op de deken om een oordeel te geven over een zaak.
4.3 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en dat hij acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.