Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:300
Zaaknummer
6606
Inhoudsindicatie
Ongegrondverklaring klacht over financiële afwikkeling van werkzaamheden. Bekrachtiging.
Uitspraak
Beslissing van 4 november 2013
in de zaak 6606
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 29 oktober 2012, onder nummer 12-81, aan partijen toegezonden op 29 oktober 2012, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder beide onderdelen ongegrond zijn verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA3536.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 november 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief van klager aan het hof van 8 april 2013;
- de brief van klager aan het hof van 20 augustus 2013;
- de brief van verweerder aan het hof van 3 september 2013.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 september 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) als advocaat van klager een tussenpersoon opdracht heeft gegeven om namens hem een betalingsregeling te treffen uit hoofde waarvan klager verweerder in plaats van € 30.000,-- bruto € 20.000,-- netto zou betalen.
b) gaandeweg de uitvoering van de opdracht plotseling niet klager, maar de echtgenote van klager en de dochter van klager als opdrachtgevers begon te beschouwen, toen verweerder duidelijk werd dat klager op het punt stond om failliet verklaard te worden.
4 FEITEN
In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Voor zover klager heeft bedoeld in de tuchtprocedure in hoger beroep zijn klacht uit te breiden, kan dit niet in behandeling worden genomen, omdat klachten op grond van artikel 46c van de Advocatenwet grond van de deken moeten worden ingediend.
5.2 Het onderzoek in hoger beroep met betrekking tot bovengenoemde klacht heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.3 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad wordt bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 29 oktober 2012, gewezen onder nummer 12-81.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A.H.A. Scholten, G.J. Niezink en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2013.