Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:256

Zaaknummer

6750

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging uitspraak raad. Klachten over kwaliteit van de dienstverlening ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 september 2013

in de zaak 6750

naar aanleiding van het hoger beroep van:

wonende te Maarssen

klaagster

tegen:

advocaat te Utrecht

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 18 maart 2013, onder nummer 12-193, aan partijen toegezonden op 18 maart 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 5 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- de brief van klaagster aan het hof van 2 mei 2013;

- de brief van verweerder van het hof van 13 mei 2013;

- de brief van klaagster aan het hof van 14 juni 2013;

- de brief van klaagster aan het hof van 2 juli 2013;

- een ongedateerde brief van klaagster aan het hof;

- de brief van verweerder aan het hof van 9 juli 2013;

- de brief van klaagster aan het hof van 10 juli 2013;

- de e-mail van klaagster aan het hof van 17 juli 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 juli 2013, waar klaagster en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof Amsterdam niet heeft weersproken dat klaagster geen aandeelhouder was van de besloten vennootschap A. B.V.;

b) hij voorafgaand aan die zitting geen stukken in het geding heeft gebracht;

c) hij zonder voorafgaand overleg met klaagster in zijn brief d.d. 30 januari 2012 het hof heeft geschreven dat hij ernstig twijfelt aan het vermogen van klaagster om haar wil te bepalen en dat hij een kopie van deze brief aan de advocaat van haar ex-echtgenoot heeft gestuurd;

d) hij klaagster in zijn brief d.d. 3 februari 2012 geschreven heeft dat haar dochter eventueel gehoord zou moeten worden;

e) hij niet heeft voorkomen dat het arrest van 6 december 2011 aan klaagster is betekend door de deurwaarder, als gevolg waarvan klaagster nu een groot bedrag aan dwangsommen verbeurd heeft.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het beroep van klaagster beperkt zich tot de beslissing van de raad op klachtonderdeel a. Het onderzoek in hoger beroep met betrekking tot dat klachtonderdeel heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in overweging 5.1 van de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 maart 2013, gewezen onder nummer 12-193, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

 

De beslissing is verzonden op 20 september 2013.