Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3745

Zaaknummer

13-005A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Beleidsvrijheid en vrijheid om opdracht neer te leggen.  

Uitspraak

Beslissing van 28 januari 2013

in de zaak 13-005A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 9 januari 2013 met kenmerk1112-985, door de raad ontvangen op 10 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een huurkwestie. Namens klager heeft verweerder een tweetal brieven verstuurd naar de woningstichting en haar rechtsvoorgangster. Na ontvangst van een reactie van deze partijen, heeft verweerder klager bij brief van 13 juli 2012 laten weten niet bereid te zijn om de zaak bij de rechtbank aanhangig te maken en klager verzocht zich tot een andere advocaat te wenden.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) niets voor klager heeft gedaan;

b) niet bereikbaar was;

c) klager heeft verzocht om de eigen bijdrage te voldoen, twee dagen voordat verweerder klager verzocht om zich tot een andere advocaat te wenden.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat hij klager heeft verzocht bewijsstukken te overleggen waaruit de stelling van klager blijkt dat hij ten onrechte een bijdrage voor ‘geiserhuur’, voor het ‘tuinfonds’ en voor watergeld betaalt, maar dat deze bewijsstukken uitbleven. Uit de reactie van de woningstichting bleek verder dat klager zich voor hetzelfde geschil reeds had laten bijstaan door een andere advocaat zonder dat hij verweerder daarvan op de hoogte had gesteld en dat de kwestie reeds was afgedaan. Uit een nadere reactie van de woningstichting heeft verweerder opgemaakt dat een procedure een geringe kans van slagen had, te meer ook klager in gebreke bleef om bewijsstukken aan te leveren. Om deze redenen  heeft verweerder aan klager voorgehouden zich tot een andere advocaat te wenden, hetgeen klager heeft gedaan. Verweerder heeft het dossier op 25 augustus 2012 aan een andere advocaat overgedragen.

4 BEOORDELING

4.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.

4.2 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht. Het is immers ook de taak van een advocaat zijn cliënt te behoeden voor kansloze en kostbare procedures. De advocaat moet dit dan wel goed uitleggen aan zijn cliënt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder op goede gronden kunnen besluiten om geen procedure aan te spannen. Uit de brief van verweerder aan klager van 13 juli 2012 blijkt genoegzaam dat klager geen bewijs kon leveren van zijn stelling dat de woningstichting bijdragen in rekening brengt waar geen diensten tegenover staan. Onder die omstandigheden was het – de bovenstaande maatstaf in acht genomen – ook de taak van verweerder om klager te behoeden voor een kansloze procedure. Verweerder heeft dat tijdig en correct gedaan door klager in de gelegenheid te stellen een second opinion in te winnen en aan te bieden het dossier aan de opvolgend advocaat te zullen sturen. Verder blijkt uit de stukken dat verweerder zich wel degelijk voor klager heeft ingespannen door in de periode december 2011 tot en met juli 2012 werkzaamheden voor hem te verrichten. Verweerder heeft dan ook terecht de verschuldigde eigen bijdrage in rekening gebracht.

4.4 De klachtonderdelen zijn mitsdien kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 28 januari 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdambinnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.