Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:16

Zaaknummer

R. 4164/13.71

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat klaagster afspraken heeft gemaakt met verweerster over de inhoud van het over te dragen dossier. Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd. Overigens kan evenmin worden vastgesteld dat klaagster door de betreffende gang van zaken in haar belangen is geschaad.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet valt in te zien dat het verweerster niet vrij stond de gemuteerde toevoeging te declareren.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachtenonderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 28 maart 2013, door de Raad ontvangen op 3 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft in 2011 de belangen behartigd van klaagster in een geschil met de Sociale Dienst.

1.2    Verweerster heeft de behandeling van klaagsters zaak overgenomen van mr. M. Verweerster heeft de aan klaagster verleende toevoeging gemuteerd en op haar naam gesteld.

1.3    Verweerster heeft klaagster bij brieven van 25 juli en 25 augustus 2011 haar (aanvullende) bevindingen over de zaak gegeven. Verweerster heeft klaagster vervolgens laten weten de belangen van klaagster niet verder te willen behartigen.

1.4    In augustus 2011 is klaagster naar een andere advocaat gegaan. Deze heeft de zaak niet verder in behandeling genomen.

1.5    Verweerster heeft vervolgens de toevoeging gedeclareerd.

1.6    Bij brief van 3 december 2012 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klaagster verwijt verweerster in het bijzonder dat zij:

a.    haar bevindingen bij brief van 25 augustus 2011 aan de opvolgend advocaat van klaagster heeft gestuurd. Dit was echter niet de bedoeling. Verweerster had de brief van 25 juli 2011 met de daarin door verweerster gedane bevindingen aan de opvolgend advocaat moeten toezenden.

b.    de gemuteerde toevoeging heeft gedeclareerd voor advies, terwijl het een procedure tegen de Sociale Dienst betrof. De bevindingen van verweerster waren geen adviezen. Verweerster heeft de toevoeging gedeclareerd, terwijl zij wist dat klaagster verder zou zoeken naar een andere advocaat. Klaagster wordt door deze gang van zaken geconfronteerd met het feit dat advocaten die klaagster willen bijstaan eerst een ondoenlijke barrière moeten overbruggen om de toevoeging te heropenen. Klaagster is van mening dat verweerster onverantwoordelijk heeft gehandeld, waardoor klaagster nu wordt gedupeerd. Ten slotte verwijt klaagster verweerster dat zij heeft nagelaten klaagster in kennis te stellen van het feit dat de toevoeging was verleend met toekenning van 8 punten.

3.    BEOORDELING

3.1    Voorop staat dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak zodanig optreedt en adviseert dat de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2    Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat klaagster afspraken heeft gemaakt met verweerster over de inhoud van het over te dragen dossier. Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd. Overigens kan evenmin worden vastgesteld dat klaagster door de betreffende gang van zaken in haar belangen is geschaad.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3    Niet valt in te zien dat het verweerster niet vrij stond de gemuteerde toevoeging te declareren. Verweerster heeft klaagster immers negatief geadviseerd over de beslaglegging van de Sociale Dienst op de AOW-uitkering van klaagster. De opvolgend advocaat had zijn werkzaamheden voor klaagster ook al gestaakt en er had zich geen nieuwe advocaat bij verweerster gemeld die de zaak wilde overnemen. Dat verweerster de toevoeging heeft gedeclareerd voor advies is correct, nu verweerster geen procedure voor klaagster heeft gevoerd. Een eventueel opvolgend advocaat van verweerster kan om heropening van de toevoeging vragen. Dat dat tot een probleem heeft geleid en dat klaagster daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden is niet aannemelijk geworden.

3.4    Verweerster heeft gemotiveerd gesteld dat in de brief van de Raad voor Rechtsbijstand aan de rechtzoekende niet het aantal punten staat vermeld. Dit is voor de rechtzoekende ook niet van belang, nu het aantal punten de vergoeding betreft die de behandelend advocaat ontvangt. Verweerster was dan ook niet gehouden klaagster in kennis te stellen van het feit dat de toevoeging was verleend met toekenning van 8 punten.   

3.6    Niet kan worden vastgesteld dat verweerster in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Gelet daarop dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 24 april 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 april 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in her arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.