Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-02-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3770
Zaaknummer
12-219A
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. Vrijheid van handelen.
Uitspraak
Beslissing van 12 februari 2013
in de zaak 12-219A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van
7 augustus 2012 op de klacht van:
mevrouw
p/a
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 17 juli 2012 met kenmerk 1112-420, door de raad ontvangen op 19 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 7 augustus 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 augustus 2012 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 19 augustus 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2012 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet
- van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 19 augustus 2012.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, worden uitgegaan van de in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter vastgestelde feiten.
3 DE KLACHT/ HET VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:
a) de bij de rechtbank Amsterdam aanhangige zaak over het vaststellen van een nieuwe omgangsregeling onnodig heeft vertraagd;
b) op 21 november 2011 de op schrift gestelde verklaring van de man, waarin volgens klaagster ernstig grievende onwaarheden over haar staan, zonder nadere toelichting of voorzien van bewijzen aan de rechtbank heeft overgelegd;
c) klaagster bij brief van 6 december 2011 heeft aangesproken op betaling van proceskosten uit een andere tussen klaagster en de man gevoerde procedure, terwijl verweerster haar, dan wel haar voormalige advocaat, daarop niet eerder (schriftelijk) heeft gewezen.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
a) de plaatsvervangend voorzitter heeft miskend dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan smaad door klaagster te beschuldigen van poging tot moord op haar minderjarige kind;
b) ter adstructie van klachtonderdeel b) heeft klaagster bij aanvullend verzetschrift gesteld dat verweerster de rechter ten onrechte heeft wijsgemaakt dat er een bezoekregeling tussen klaagster en haar zoon was via behandelingscentrum X.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast. De aan een advocaat toekomende grote mate van vrijheid de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt, brengt mee dat een advocaat mag afgaan op de juistheid van de gegevens die zijn cliënt hem verstrekt, tenzij hij weet, of uit de op dat moment te zijner beschikking staande stukken kon weten, dat de door de cliënt verstrekte gegevens onjuist zijn.
4.2 Voorts constateert de raad dat de plaatsvervangend voorzitter acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door de klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Daarbij neemt de raad in overweging dat de mededelingen waarop klaagster doelt, niet zijn gedaan door verweerster, maar ter zitting door haar cliënt. Terecht heeft de plaatsvervangend voorzitter overwogen dat het verweerster vrij stond de schriftelijke visie van haar cliënt in het geding te brengen. Dat is ook haar taak bij de behartiging van de belangen van haar cliënt.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga,
P. van Lingen, R. Lonterman, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.