Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:201

Zaaknummer

13-49

Inhoudsindicatie

Klacht van de deken gegrond nu verweerder niet heeft voldaan aan het verzoek de ter zake doende gegevens in het kader van de CCV aan de deken over te leggen.

Uitspraak

Beslissing van 9 september 2013

in de zaak 13-49

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr. L.J. Böhmer, in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

klager

tegen:

mr.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 14 februari 2013 met kenmerk RvT1213-9613/LB/sd, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 juni 2013 in aanwezigheid van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de daarbij gevoegde stukken.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder is in februari 2012 door de Landelijke Orde van Advocaten aangeschreven met het verzoek in het kader van de Centrale Controle Verordeningen (hierna: CCV) een opgave te doen over het jaar 2011. Per e-mail van 26 juli 2012 is verweerder hierover gerappelleerd, omdat de opgave nog niet was ontvangen. Bij brief van 19 september 2012 is verweerder nogmaals verzocht zo spoedig mogelijk voor opgave zorg te dragen en de Deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland alle bewijsstukken te doen toekomen. Op 2 oktober 2012 heeft verweerder digitaal opgave gedaan van de CCV 2011. De bewijsstukken zijn niet aan de (plaatselijk) Deken toegezonden. Op 3 oktober 2012 heeft een medewerker van het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland telefonisch contact gezocht met verweerder. Verweerder heeft in het telefoongesprek toegezegd binnen twee weken bewijsstukken te zenden met betrekking tot de Stichting Derdengelden. Verweerder is deze toezegging niet nagekomen. Op 31 oktober 2012 is opnieuw telefonisch contact gezocht met verweerder. Verweerder heeft opnieuw toegezegd spoedig voor toezending van de bewijsstukken zorg te dragen. Per brief van 9 november 2012 is verweerder een laatste termijn gegeven voor inzending van de bewijsstukken.

2.3    Bij brief van 15 november 2012 met bijlagen heeft verweerder een gedeelte van de verzochte documenten aan de plaatselijke orde toegezonden. Hij heeft daarbij de vraag opgeworpen of een overeenkomst tussen zijn kantoor en de Stichting Derdengelden noodzakelijk is, wanneer geen sprake is derdengeldenstromen.

2.4    Op 27 november 2012 is er opnieuw telefonisch contact geweest tussen verweerder en een medewerker van het ordebureau. In dit gesprek is aan verweerder bevestigd dat een advocaat dient te beschikken over een Stichting Derdengelden, ook als er geen sprake is van een derdengeldenstroom. In dit gesprek heeft verweerder voorts medegedeeld per 1 januari 2013 als eenmanskantoor door te zullen gaan. Naar aanleiding daarvan heeft de medewerker van het ordebureau verzocht om aanvullende stukken te overleggen. Verzocht is de volgende stukken over te leggen:

-     een nieuwe polis beroepsaansprakelijkheidsverzekering waaruit blijkt dat het in- en uitlooprisico is opgenomen;

-    een kopie van de statuten Stichting Derdengelden en derdengeldrekening;

-    een kopie van de wijziging van de inschrijving van de kantoornaam bij de Kamer van Koophandel;

-    een kopie van het op het kantoor aangepaste kantoorhandboek van verweerder.

Aan verweerder is een uiterste termijn gegund tot 22 januari 2013 voor het toesturen van de stukken. Van verweerder is niet meer vernomen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder heeft verzuimd in het kader van de CCV alle gevraagde bewijsstukken over te leggen.

4    BEOORDELING

4.1    Vast staat dat verweerder aan de verzoeken van de Deken om bewijsstukken in het kader van de CCV over te leggen niet heeft voldaan. Op verweerder rust de verplichting om aan de verzoeken van de Deken te voldoen. De klacht is derhalve gegrond.

BESLISSING

De klacht is gegrond. De raad legt aan verweerder een berisping op.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. H.J.P. Robers, C.J. Lunenberg-Demenint, F.A.M. Knüppe en E.A.T.M. Steverink, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2013.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.