Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:73

Zaaknummer

R.3946/12.80

Inhoudsindicatie

De voorzittersbeslissing wordt bekrachtigd. Hetgeen in het verzet naar voren wordt gebracht, leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 maart 2012, door de raad ontvangen op 21 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht (thans vallende onder het arrondissement Rotterdam) de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 april 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klachtonderdelen a. t/m j. kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 april 2012 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 1 mei 2012 door de raad ontvangen op 4 mei 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

   de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klager d.d. 1 mei 2012;

 - een brief met bijlagen van 27 december 2012 van verweerster;

 - een brief met bijlagen van 1 januari 2013 van klager.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 BW bij de rechtbank Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, welke procedure door de werkgever van klager aanhangig is gemaakt.

2.2 Klager heeft zich op 16 maart 2011 tot verweerster gewend.

2.3 Verweerster heeft namens klager een verweerschrift ingediend.

2.4 De mondeling behandeling heeft plaatsgevonden op 23 maart 2011.

2.5 Bij beschikking van 30 maart 2011 heeft de kantonrechter de werkgever van klager in de gelegenheid gesteld het verzoekschrift in te trekken, bij gebreke waarvan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met klager ontbindt met ingang van 15 april 2011, waarbij aan klager een vergoeding wordt toegekend van € 2.270,00 bruto.

2.6 Bij brief van 16 juni 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:

a. niet tijdig het verweerschrift aan klager heeft doen toekomen en geen bewijsstukken bij het verweerschrift heeft overgelegd, met uitzondering van een salarisspecificatie. Voorts is verweerster niet tijdig, zoals afgesproken, voor de behandeling ter zitting verschenen, zodat geen uitvoerig vooroverleg met klager heeft kunnen plaatsvinden;

b. ten onrechte in het verweerschrift niet heeft opgenomen dat sprake is van een opzegverbod, nu klager zich op 31 januari 2011 schriftelijk bij zijn werkgever heeft ziek gemeld en ter zake een verklaring van een arts van het UWV heeft overgelegd van 5 mei 2011;

c. ten onrechte in het verweerschrift niet heeft verwezen naar de freelance periode van klager bij zijn werkgever;

d. de onjuistheid van de non-actief stelling niet heeft aangetoond, terwijl het bewijs voorhanden was en niet is nagegaan of klager tijdens de non-actief stelling was doorbetaald en geweigerd heeft beslag te leggen onder de werkgever van klager;

e. geen beroep heeft gedaan op de onbevoegdheid van de Rechtbank Dordrecht, nu klager niet in Nederland woont en werkt;

f. geen onderzoek heeft gedaan of klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand;

g. niet heeft gecontroleerd of de werkgever van klager zijn betalingsverplichtingen jegens klager is nagekomen c.q. ter zake geen actie heeft ondernomen;

h. geen uitstel heeft gevraagd vanwege het feit dat klager onjuist door de rechtbank was opgeroepen;

i. niet heeft gereageerd op e-mail berichten van klager;

j. de wederpartij de gelegenheid heeft gekregen in het verzoekschrift de eer en goede naam van klager aan te tasten.

3.1 In het verzet verzoekt klager om een gedegen onderzoek van zijn klacht.

 

4 BEOORDELING

4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd, is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

 

5 BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2013.

griffier voorzitter                   

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.