Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4185
Zaaknummer
12-324A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Gestelde niet nakomen polisvoorwaarden door rechtsbijstandsverzekeraar kan niet aan verweerster worden verweten. De omstandigheid dat de rechtsbijstandsverzekeraar niet bereid was verdere rechtsbijstand aan klager te vergoeden nadat verweerster haar werkzaamheden had neergelegd, maakt niet dat de beslissing van verweerster om haar werkzaamheden neer te leggen tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Contact tussen verweerster en (een medewerkster van) de werkgever van klager mist feitelijke grondslag. Verzet ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 9 april 2013
in de zaak 12-324A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 november 2012 op de klacht van:
De heer
klager
tegen:
Mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 25 oktober 2012 met kenmerk 1112-863, door de raad ontvangen op 26 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 19 november 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde datum aan klager is verzonden.
1.3 Bij fax van 3 december 2012, door de raad eveneens op die datum ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 februari 2013 in aanwezigheid van verweerster. Klager is met bericht van verhindering d.d. 5 februari 2013 niet verschenen.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van 3 december 2012;
- de brieven van klager aan de raad van respectievelijk 5 februari en 6 februari 2013.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. In verzet komt klager tegen de vaststelling van de feiten slechts op, voor zover de voorzitter in nummer 1.2 heeft vastgesteld dat klager krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam was voor zijn werkgever. Hij was krachtens een aanstelling werkzaam, aldus klager. Nu dit punt voor de beoordeling van de klacht niet relevant is, kan deze verzetsgrond niet tot gegrondverklaring van het verzet leiden. De raad verstaat dat in 1.2 van de voorzittersbeslissing in plaats van “arbeidsovereenkomst” moet worden gelezen: “aanstelling”.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden overigens, zakelijk weergegeven, in dat verweerster jegens klager niet de in acht te nemen zorgvuldigheid heeft betracht en dat de voorzitter dat heeft miskend. De klacht ten aanzien van verweerster is daarom volgens klager wel gegrond.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen.
4.2 Weliswaar stelt klager dat de voorzitter in nummer 4.2 van zijn beslissing ten onrechte heeft aangenomen dat hij klachtonderdeel a niet handhaaft; tot gegrondbevinding van het verzet kan dit niet leiden, nu klager geen verzetgronden aanvoert tegen het oordeel van de voorzitter dat niet is gebleken dat verweerster niet over het volledige dossier zou beschikken en het daaruit voortvloeiende oordeel dat klachtonderdeel a, voor zover klager het zou wensen te handhaven, kennelijk ongegrond is.
4.3 Of de rechtsbijstandverzekeraar de polisvoorwaarden jegens klager is nagekomen, kan – anders dan klager in zijn verzetschrift stelt – in het midden blijven, omdat niet valt in te zien welk verwijt daarvan aan verweerster zou kunnen worden gemaakt. De omstandigheid dat de rechtsbijstandverzekeraar niet bereid was verdere rechtsbijstand aan klager te vergoeden nadat verweerster haar werkzaamheden had neergelegd, maakt ook niet dat de beslissing van verweerster om haar werkzaamheden neer te leggen tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Verweerster heeft die beslissing, gelet onder meer op de inhoud van de brief van klager aan haar van 17 december 2012, niet lichtvaardig genomen.
4.4 Klachtonderdeel c is ook op juiste gronden verworpen. De raad overweegt in dit verband dat het aan klager is de door hem gestelde feiten aannemelijk te maken. Nu de verklaring van de directeur van de werkgever van 11 september 2012 duidelijk maakt dat de mededeling in het ontslagbesluit over contact tussen verweerster en (een medewerkster van) de werkgever op een misverstand berust, zijn er onvoldoende aanwijzingen voor de juistheid van de feiten die klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd.
4.5 Voor het overige leiden de verzetgronden niet tot nieuwe gezichtspunten en verwijst de raad naar de overwegingen van de voorzitter, waarmee hij zich verenigt.
4.6 Het verzet moet dus ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G.J.W. Pulles, A. de Groot, P. van Lingen en J.H.P. Smeets, leden bijgestaan door mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.