Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:104

Zaaknummer

R. 4104/13.11

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klagers hebben negen jaar gewacht met het indienen van een klacht zonder dat zij daartoe een verschoonbare reden hebben aangevoerd. De voorzitter van de raad heeft de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van (de onderdelen van) de klacht dan die van de voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 januari 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk R 12/13/23 B, door de raad ontvangen op 15 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 11 februari 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht  kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 12 februari 2013 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij faxbrief van 25 februari 2013, door de raad ontvangen op 25 februari 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van 10 juni 2013 van de raad in aanwezigheid van klagers. Verweerster is met schriftelijke vooraankondiging niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    Er zijn geen gronden voor het verzet aangevoerd. 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft gesteld dat klagers over dit onderwerp reeds eerder een klacht tegen haar hebben ingediend, welke klacht inmiddels door de tuchtrechter is behandeld. Voorts heeft verweerster gesteld dat de onderhavige kwestie zich heeft afgespeeld in 2003 en dat de redelijke termijn, waarbinnen zij kan worden aangesproken voor de door haar verrichte werkzaamheden, is verstreken. Verweerster heeft tenslotte gesteld dat zij en haar toenmalige kantoorgenoot, mr. J., beiden de belangen van meneer en mevrouw B. hebben behartigd. Verweerster heeft in dat kader verwezen naar een arrest van 28 december 2010 van het Hof Den Haag waarin is opgenomen: “Van een tegenstrijdig belang is geen sprake, terwijl niet valt in te zien, waarom in dit geval de kantoorgenote (verweerster) (red.) en mr. J. (red.) niet in dezelfde zaak zouden mogen optreden”.

5    BEOORDELING

5.1    De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dat heeft vermeld onder nummer 3.1 e.v. van de bestreden beslissing.

5.2    De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van (de onderdelen van) de klacht dan die van de voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, (plaatsvervangend) voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.