Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:195

Zaaknummer

13-226

Inhoudsindicatie

klacht over aansprakelijke advocatenkantoor over handelwijze advocaat kennelijk ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 11 oktober 2013

in de zaak 13 - 226

naar aanleiding van de klacht van:

B.

klager

A. BV

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 11 september 2013 met kenmerk K 13/106, door de raad ontvangen op 12 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Eén van de advocaten werkzaam bij verweerster, de heer mr. R heeft klager bijgestaan in een procedure tegen een zorgverzekeraar. In deze procedure werd op 20 augustus 2008 een verstekvonnis gewezen waarbij klager in het gelijk werd gesteld. Dit heeft er toe geleid dat de gedaagde in die zaak, die in verzet is gegaan tegen het verstekvonnis, het bedrag waartoe zij veroordeeld was op de derdengeldrekening heeft gestort van het kantoor van de advocaat van klager, zijnde verweerster. Dit geld is vervolgens niet aan klager uitbetaald maar is op de derdengeldrekening blijven staan totdat het bedrag is betaald aan de wederpartij in verband met het gewezen verzetvonnis.

1.3    Op 17 januari 2011 heeft de raad van discipline geoordeeld dat de heer mr. R. tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door niet met klager te overleggen of het bedrag op de derdengeldrekening zou blijven staan.

1.4    Klager heeft verweerder aansprakelijk gesteld. Verweerder heeft deze aansprakelijkheidsstelling doorgeleid naar haar verzekeraar. De aansprakelijkheid werd door de verzekeraar afgewezen. Bij brief van 30 juni 2011 stelde de verzekeraar dat er geen sprake was geweest van een beroepsfout en er tevens geen sprake was van schade omdat hetgeen was terugbetaald aan de wederpartij van klager ingevolge een vonnis van 8 april 2009 ook terugbetaald diende te worden aan de wederpartij van klager.

Verweerster heeft dit aan klager kenbaar gemaakt, laatstelijk bij brief van 26 juni 2013.

1.5    Op 8 juli 2013 diende klager een klacht in tegen verweerster bij de deken van orde van advocaten in het arrondissement te Gelderland.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster in strijd met haar verantwoordelijkheid verzuimd heeft zorg te dragen voor een correcte afwikkeling van de schadezaak.  

3    VERWEER

3.1    Verweerster stelt niet nalatig te zijn geweest jegens klager nu er geen schade is bij klager omdat door de betaling aan de wederpartij, klager uiteindelijk niet is benadeeld en met de terugbetaling is vermeden dat er door klager kosten zouden worden gemaakt.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Nu de klacht zich richt tegen het kantoor waar de advocaat van klager werkzaam is (geweest), stelt de voorzitter voorop, dat klachten tegen een advocatenmaatschap slechts in bepaalde gevallen ontvankelijk zijn, namelijk wanneer de klacht te maken heeft met de organisatie van het advocatenkantoor als zodanig.

4.3    Klager heeft onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake is. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van verweerster is in ieder geval geen sprake reeds omdat een van haar advocaten tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Van belang zal zijn of het kantoor zelf tekort is geschoten jegens klager.

4.4    Klager stelt daartoe slechts dat geen actie zou zijn ondernomen om de schadezaak naar behoren af te wikkelen. Uit de stukken blijkt echter dat verweerster de aansprakelijkstelling van klager heeft verwezen naar haar aansprakelijkheidsverzekeraar en deze daar in behandeling is genomen. Dat vervolgens de vordering van klager door verweerster is afgewezen omdat er naar het oordeel van verweerster geen sprake is van schade, is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.5    Klager heeft anders geen feiten gesteld en aannemelijk gemaakt die tot het oordeel zouden kunnen leiden dat verweerder zich op enigerlei wijze op een wijze heeft gedragen die als klachtwaardig zou kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat de klacht kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De plaatsvervangend voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. 

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. P.H. Burger als griffier op 11 oktober 2013

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten