Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:22
Zaaknummer
R. 4065/12.199
Inhoudsindicatie
Klacht ingediend in 2012 betreffende het optreden van verweerder als advocaat van klager in 2001. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop. Verzet ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 30 oktober 2012, door de raad ontvangen op 31 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 26 november 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, welke beslissing op 28 november 2012 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 29 november 2012, door de raad ontvangen op 30 november 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 maart 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.
2.2 Bij brief van 14 september 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij zich niet heeft gesteld in de cassatieprocedure en steekpenningen heeft aangenomen. Voorts is klager van mening dat hij recht heeft op een schadevergoeding.
3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen verweerder gehandhaafd. Klager heeft het verzet toegelicht bij brief van 1 februari 2013.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.
Ter zitting heeft klager gesteld dat het feit dat hij pas in 2012 een klacht tegen verweerder heeft ingediend wordt verklaard doordat hij eerst toen van zijn advocaat hoorde dat hij zich voor een klacht tot de deken moest wenden. Ook indien dit juist is, leidt het niet tot een ander oordeel dan dat van de plaatsvervangend voorzitter. De termijn vangt immers aan op het moment waarop de klager bekend is met de feiten waarop hij zich in het kader van een klacht wenst te beroepen.
5.3 Gezien het voorgaande verenigt de raad zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.