Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:306

Zaaknummer

6698

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging ongegrondverklaring klacht over (niet) afgifte van alle kopieen en originele dossierstukken na beëindiging rechtsbijstand.

Uitspraak

Beslissing van 2 december 2013

in de zaak 6698

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 8 januari 2013, onder nummer12-162A, aan partijen toegezonden op 8 januari 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als YA 3719.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 februari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 oktober 2013, waar klaagster en verweerster zijn verschenen. Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij, nadat zij haar werkzaamheden voor klaagster had beëindigd, niet bereid is tot afgifte aan klaagster van kopieën van de dossiers en de originele stukken in alle zaken die bij verweerster in benadeling zijn geweest. Klaagster betwist dat zij alle stukken in alle dossiers van verweerster heeft ontvangen en dat zij beschikt over alle originele stukken. Klaagster stelt dat zij recht heeft op de volledige dossiers en alle originele stukken uit alle dossiers. Klaagster heeft de stukken nodig om verder te kunnen procederen. Klaagster stelt dat zij er in verband met haar privacy recht op heeft de stukken te ontvangen. Het is volgens klaagster niet nodig dat verweerster stukken of gegevens over haar bewaart, terwijl met betrekking tot die stukken geen procedures of juridische behandelingen zijn verricht. Klaagster stelt  dat zij geen middelen heeft om de reis naar het kantoor van verweerster te bekostigen.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Ter zitting van de Raad van Discipline heeft klaagster te kennen gegeven dat de klacht niet meeromvattend was, dan in appel nog aan de orde. Klaagster maakt bezwaar tegen de weergave van de raad in zijn beslissing inhoudende dat zij een deel van de klacht heeft ingetrokken: zij had geen uitgebreidere klacht ingediend dan hiervoor omschreven en dit meerdere derhalve ook niet ingetrokken. Het hof volgt klaagster hierin, zij het dat het slagen van deze grief op zichzelf niet tot (gedeeltelijke) vernietiging van de beslissing van de raad kan leiden.

5.2 Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3 De overige grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 8 januari 2013, gewezen onder nummer 12-162A.

 

 

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. J.P. Balkema, G.J. Niezink, W.J. van Andel en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2013.