Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:182
Zaaknummer
13-170
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Verweerster niet heeft gedreigd met indiening van een klacht, zij heeft die klacht daadwerkelijk bij de deken ingediend. Dat stond haar vrij. Dat in het kader van het onderzoek van die klacht door de deken is gezocht naar een minnelijke oplossing van het achterliggende geschil vormt onderdeel van zijn bij wet gegeven taak om klachten langs minnelijke weg tot een oplossing te brengen. Kennelijk heeft verweerster de hoop gehad en ook mogen hebben dat de door de deken voorgestelde oplossing mee zou brengen dat de klacht werd ingetrokken. Haar brief was een vervolg op het dekenadvies en in dat licht dient haar brief te worden gelezen, en niet als ontoelaatbaar dreigement.
Uitspraak
Beslissing van 16 december 2013
in de zaak 13-170
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 7 augustus 2013 op de klacht van:
klager sub 1
en
klager sub 2
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 24 juli 2013 met kenmerk 1112-9271, door de raad ontvangen op 25 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 7 augustus 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 augustus 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij (fax)brief van 21 augustus 2013, door de raad ontvangen op 21 augustus 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 oktober 2013 in aanwezigheid van klagers en verweerster, deze laatste bijgestaan door haar kantoorgenoot de heer mr. [S].
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 21 augustus 2013 en de pleitnotities van klager sub 1.
2 FEITEN EN KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 De voorzitter heeft ten onrechte de eerder door verweerster tegen klager sub 1 ingediende klacht en de beoordeling daarvan betrokken bij de beoordeling van de onderhavige klacht.
3.3 De voorzitter heeft ten onrechte niet de inhoud van het faxbericht van verweerster van 24 februari 2012 aan klager sub 1 bij zijn beoordeling betrokken. Hetgeen verweerster daar in de tweede en derde alinea heeft geschreven is juist hetgeen haar handelwijze tuchtrechtelijk verwijtbaar maakt.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op de relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 De raad overweegt aanvullend dat verweerster niet heeft gedreigd met indiening van een klacht, zij heeft die klacht daadwerkelijk bij de deken ingediend. Dat stond haar vrij. De klacht is door de deken onderzocht. De deken heeft in het kader van zijn onderzoek een bemiddelingsgesprek gehouden, na welk bemiddelingsgesprek klager sub 1 en verweerster nog hebben getracht om onderling te komen tot een oplossing van het geschil. Dat is niet gelukt. Bij brief d.d. 20 februari 2012 heeft de deken zijn bevindingen aan klager sub 1 en verweerster kenbaar gemaakt. Zijn conclusie luidde dat het hem voorkwam dat de klacht van verweerster aan het adres van klager sub 1 doel trof. Wanneer zij dat wenste zou hij de klacht doorleiden naar de raad van discipline. Hij kon zich ook voorstellen dat verweerster genoegen nam met zijn visie. Naar aanleiding van dat voorlopig oordeel heeft verweerster zich bij faxbrief d.d. 24 februari 2012 tot klager sub 1 gewend met de volgende woorden: “Naar ik aanneem legt u zich bij de beslissing van de deken neer, zodat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben. Mocht ik niet vóór 10 maart 2012 van u hebben vernomen dan zal ik de deken vragen de klacht aan de raad van discipline voor te leggen.” Het is vooral deze passage die klager sub 1 steekt. Hij stelt dat daarmee oneigenlijke druk is uitgeoefend door verweerster, waarbij zij met het doorzetten van de klacht een resultaat voor haar cliënt wilde behalen in de civiele procedure.
4.3 De raad leest hierin echter niet een ongepast dreigen met indiening van een klacht. Verweerster heeft ter zitting ook verklaard dat zij dit zo niet bedoeld heeft. Voor zoveel nodig heeft zij daarvoor haar excuses aangeboden. De raad acht bij haar beoordeling van belang dat de klacht op 24 februari 2012 al was ingediend. Dat in het kader van het onderzoek van een klacht door de deken wordt gezocht naar een minnelijke oplossing van het achterliggende geschil vormt onderdeel van zijn bij wet gegeven taak om klachten langs minnelijke weg tot een oplossing te brengen. Wanneer zo’n oplossing wordt gevonden kan die meebrengen dat de klacht wordt ingetrokken. Kennelijk heeft verweerster de hoop gehad en ook mogen hebben dat zulks ook hier het geval zou kunnen zijn. De brief van verweerster was een vervolg op het dekenadvies en in dat licht dient haar brief te worden gelezen, en niet als ontoelaatbaar dreigement.
4.4 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, F.A.M. Knüppe, H.H. Tan en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.