Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:52

Zaaknummer

13-062A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Geschil bij ondernemingskamer . Klacht tegen advocaat wederpartij over grievende uitlatingen en overschrijding grenzen vrijheid. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 7 augustus 2013

in de zaak    13-062A 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 maart 2013 op de klacht van:

de heer drs.

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 februari 2013 met kenmerk 1313-112, door de raad ontvangen op 20 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 12 maart 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 13 maart 2013 verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 26 maart 2013, door de raad ontvangen op 27 maart 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 juni 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster, bijgestaan door mr B..

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager d.d. 26 maart 2013.

2 FEITEN

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.  

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, samengevat en zakelijk weergegeven, in dat verweerster een verdergaande onderzoeksplicht had aangaande de verificatie van door haar cliënte gedane mededelingen over de persoon en reputatie van klager die in de procedure zijn aangevoerd, dan de voorzitter heeft aangenomen.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Aan het oordeel van de raad draagt bij dat verweerster aan het gerechtshof een rectificatie heeft gestuurd van een mededeling waarvan haar bleek dat deze onjuist was, met aanbieding van verontschuldiging.

4.2 De raad merkt op dat zij voor verweerster als advocaat van de wederpartij geen rechtsplicht ziet om een bandopname te beluisteren waaruit volgens klager blijkt dat het door hem in de procedure ingenomen standpunt juist is.  Verweerster heeft haar werkwijze bij het formuleren van het standpunt van haar cliënte en de verificatie van de door haar cliënte gedane mededelingen in voldoende mate toegelicht en onderbouwd aan de hand van stukken en daarbij geen tuchtrechtelijke grenzen overschreden.

4.3 De voorzitter mocht tenslotte gewicht toekennen aan het feit dat partijen over en weer beschuldigingen hebben geuit en dat verweerster in het belang van haar cliënte tegenwicht wilde bieden.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. A. de Groot, G. Kaaij, M. Pannevis, L.D.H. Hamer, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 augustus 2013.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan ingevolge art. 46h lid 4 Advocatenwet geen hoger beroep worden ingesteld.