Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:44

Zaaknummer

13-19

Inhoudsindicatie

klacht mbt het niet weerleggen van feiten en eigenzinnig optreden kennelijk ongegrond, verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 2 september 2013

in de zaak 13-19

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 15 februari 2013 op de klacht van:

mevrouw H.

klaagster

tegen:

mr. P.

advocaat te [plaats]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 16 januari 2013 met kenmerk RvT 1213-9509, door de raad ontvangen op 17 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten van  Midden Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 15 februari 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 februari 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 16 februari 2013 door de raad ontvangen op 20 februari 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 juni 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 16 februari 2013.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2.    Klaagster voert aan dat ten onrechte is gesuggereerd dat zij zou hebben gestalkt en dat haar klacht is dat verweerster geen of onvoldoende kennis heeft genomen relevante correspondentie in de zaak  van klaagster.

3.3.    Klaagster is het daarnaast niet eens met het oordeel van de voorzitter dat deze zou hebben gesteld dat een advocaat een cliënt niet behoeft te raadplegen en op diens wens behoort in te gaan. Klaagster stelt dat verweerster niet op haar eigen houtje mocht handelen en niet mocht beslissen de vragen en kritiek van verweerster niet meer te beantwoorden.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast door te oordelen dat verweerster zich niet tot meer heeft verbonden jegens klaagster dan dat het in het strafdossier aanwezige belastend materiaal zou worden weerlegd. Bij de beoordeling heeft de voorzitter acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 september 2013.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden Nederland.

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.