Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4115
Zaaknummer
R.4055/12.189
Inhoudsindicatie
Klager heeft met de clienten van verweerder een koopovereenkomst betreffende een onroerende zaak gesloten. Verweerder heeft klager eerst schriftelijk gewezen op zijn verplichtingen en hem gesommeerd de koopovereenkomst na te komen. Daar klager daarop niet reageerde heeft verweerder een kort geding voorbereid en daartoe een concept dagvaarding aan klager gezonden en zijn verhinderdata gevraagd. Klacht dat verweerder klager willens en wetens heeft geïntimideerd en gechanteerd in plaats van deskundig jegens klager op te treden; dat verweerder niet heeft getracht de zaak in der minne op te lossen; dat verweerder klager onnodig op kosten heeft gejaagd en dat verweerder door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur heeft aangetast. De voorzitter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat verweerder de hem toekomende vrijheid van belangenbehartiging te buiten is gegaan en dat het verweerder vrijstond om klager in rechte te betrekken toen klager geen gevolg gaf aan de brief van verweerder. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 18 oktober 2012, door de raad ontvangen op 19 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 12 november 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 14 november 2012 aan partijen verzonden.
1.3 Bij brief van 16 november 2012, door de raad ontvangen op 20 november 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Bij brief van 27 december 2012 heeft klager nadere informatie in het geding gebracht.
1.5 Bij brief van 2 januari 2013 heeft verweerder een vonnis van de rechtbank Dordrecht d.d. 20 december 2012 in het geding gebracht.
1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 januari 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager werd vergezeld door zijn vaderH., die een pleitnota heeft overgelegd. Verweerder werd vergezeld door zijn kantoorgenoot mr. P.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:
a. willens en wetens klager heeft geïntimideerd en gechanteerd in plaats van deskundig jegens klager op te treden. Bij dit klachtonderdeel heeft klager verwezen naar een uitspraak van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 13 januari 1992, waaruit zou blijken dat een advocaat er rekening mee moet houden dat hij door een niet-juridisch geschoolde wederpartij als deskundige wordt beschouwd;
b. nimmer heeft getracht de zaak in der minne te schikken;
c. klager onnodig op kosten heeft gejaagd;
d. door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur heeft aangetast.
3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager stelt dat de voorzitter ten onrechte heeft aangenomen dat hij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Klager herhaalt dat de cliënt van verweerder niet aan zijn verplichtingen jegens klager heeft voldaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad merkt op dat de vraag of een of meerdere partijen bij een overeenkomst al dan niet aan hun verplichtingen daaruit hebben voldaan niet ter beoordeling van de tuchtrechter staat.
De raad verenigt zich met de beoordeling van de klachtonderdelen door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.
Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 6 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.