Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:350

Zaaknummer

6736

Inhoudsindicatie

Beklag tegen afwijzing verzoek tot aanwijzing van een advocaat ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 juni 2013

in de zaak 6736

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Noord-Nederland

de deken

1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft de deken verzocht een advocaat voor hem aan te wijzen. Bij beslissing van 12 maart 2013 heeft de deken het verzoek van klager  afgewezen.

2  HET GEDING BIJ HET HOF

2.1 Bij de griffier van dit hof is op 20 maart 2013 ingekomen een schriftelijk stuk, kennelijk afkomstig van klager. Hoewel het stuk blijkens de aanhef gericht lijkt te zijn aan de deken, heeft het hof dit stuk aangemerkt als een beklag tegen de beslissing van de deken, zoals bedoeld in art. 13, derde lid van de Advocatenwet.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 mei 2013, waar klager noch de deken (laatstgenoemde met bericht van verhindering) zijn verschenen.

3 FEITEN

Uit de dossierstukken blijkt het volgende:

3.1 Klager is verwikkeld (geweest) in lang lopende geschillen met W, N. en de gemeente G.. Klager heeft zich in verband daarmee gewend tot de deken met het verzoek een advocaat voor hem aan te wijzen. De deken heeft mr. S., advocaat te G. aangewezen. Mr. S. heeft na gesprekken met klager hem met een brief gedateerd 7 december 2012 van advies gediend en klager meegedeeld dat hij hem niet verder zal bijstaan. Kort gezegd was deze beslissing gebaseerd op de conclusie van mr. S. dat de procedures waarover hij klager had geadviseerd voor klager geen, althans onvoldoende kans van slagen hadden.

3.2 Mr. S. heeft zijn beslissing klager niet verder bij te staan aan de deken meegedeeld onder bijvoeging van een afschrift van zijn genoemde brief aan klager.

3.3 Vervolgens heeft de deken bij brief van 18 december 2012 aan klager meegedeeld dat geen van de door klager genoemde onderwerpen kan leiden tot een nieuwe aanwijzing van een advocaat ingevolge art. 13 van de Advocatenwet. Na telefonische verzoeken van klager heeft de deken aan klager de beslissing d.d. 12 maart 2013 gestuurd.

4 BEOORDELING

4.1 Volgens art. 13 van de Advocatenwet is de aanwijzing van een advocaat door de deken mogelijk in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel waarin bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden.       

4.2 In de genoemde brief van 7 december 2012 heeft mr. S. de kwesties omschreven in verband waarmee klager om aanwijzing van een advocaat heeft verzocht. Uit die brief blijkt, dat het in hoofdzaak zaken betreft  waarin geen sprake is van verplichte bijstand of vertegenwoordiging door een advocaat. In zoverre kan het beklag al daarom niet tot succes leiden.

4.3  De enige – mogelijke – uitzondering op dit uitgangspunt zou kunnen betreffen een vordering tot vernietiging van een – inmiddels onherroepelijk - arrest van het gerechtshof te Leeuwarden waarbij de huurovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand waarin verzoekers kapsalon was gevestigd, is ontbonden. Mr. S. is blijkens zijn brief echter - na bestudering van de stukken – tot de conclusie gekomen dat hij hiervoor geen juridische mogelijkheden ziet. Klager heeft geen argumenten aangevoerd ter bestrijding van deze conclusie. Daarom kan het beklag ook in dit opzicht niet slagen.

4.4 Uit het bovenstaande volgt dat de deken het verzoek van klager een advocaat aan te wijzen terecht heeft afgewezen. Het beklag is daarom ongegrond.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 12 maart 2013 ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, G.W.S. de Groot, M.L. Weerkamp en J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2013.