Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-02-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:25
Zaaknummer
6410
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging uitspraak raad over door verweerder als getuige afgelegde verklaring. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 1 februari 2013
in de zaak 6410
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 19 maart 2012, onder nummer B159-2011, aan partijen toegezonden op 20 maart 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 19 april 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- e-mail van klager aan het hof van 13 juli 2012;
- e-mail van klager aan het hof van 8 oktober 2012;
- de brief van klager aan het hof van 11 oktober 2012;
- e-mail van klager aan het hof van 14 oktober 2012;
- de brief van klager aan het hof van 5 november 2012;
- e-mail van klager aan het hof van 13 november 2012;
- e-mail van klager aan het hof van 19 november 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 30 november 2012, waar klager en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
Verweerder in maart 2009 onder ede heeft verklaard dat een koopprijs van €140.000,-- is afgesproken, terwijl €130.000,-- is afgesproken.
4 FEITEN
In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft in de overwegingen 5.1 en 5.2 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn beslissing weergegeven. Dit betekent dat het hof met de raad van oordeel is dat niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder kan worden gemaakt. Dat verweerder in een getuigenverhoor op 30 maart 2009 een andere koopsom heeft genoemd dan klager zich herinnert van een bespreking in 2005 maakt deze gedraging niet onbetamelijk. Het hof neemt daarom deze beslissing over.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 19 maart 2012, gewezen onder nummer B 159-2011.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.P. Balkema, S.A Boele, H.J. de Groot en M.J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2013.