Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:210
Zaaknummer
6772
Inhoudsindicatie
Hoger beroep niet mogelijk op grond van Artikel 46h lid 4 Advocatenwet.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 3 mei 2013
in de zaak 6772
naar aanleiding van het hoger beroep:
wonende te Amsterdam
klagers
tegen:
advocaat
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van12 maart 2013, onder nummer11-135A, aan partijen toegezonden op12 maart 2013, waarbij het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 19 mei 2011 ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 22 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 De voorzitter van het hof heeft voorts kennis genomen van de beslissing van de voorzitter van de raad van 19 mei 2011, en het verzetschrift van klagers van 2 juni 2011, ontvangen door de griffie van de raad op 2 juni 2011.
3 DE BEOORDELING
3.1 Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.
Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klagers niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.
3.2 In een beroepschrift van 22 april 2013 stellen klagers dat de beslissing van de Raad Discipline in Amsterdam tot stand is gekomen op een wijze die strijdig is met artikel 6 EVRM omdat sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen.
Aan behandeling van deze stelling (kan de voorzitter van) het hof niet toekomen omdat klagers hun appelmemorie niet tijdig hebben ingediend. De beslissing van de raad is op 12 maart 2013 toegezonden aan klagers en daarop konden zij, klagers, uiterlijk op 11 april 2013 hoger beroep instellen.
3.3 Nu de appelmemorie van klagers door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van voormelde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, is het beroep om die reden kennelijk niet ontvankelijk zodat het dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
wijst af het door klagers tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 12 maart 2013 onder nummer 11-135A ingestelde hoger beroep
Aldus beslist op 3 mei 2013 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter.
Voorzitter
Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen na verzending van het afschrift schriftelijk verzet worden gedaan bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van veertien dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Verzet dient te worden ingesteld door middel van een verzetschrift, waarin de gronden voor het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
Het verzetschrift dient in zevenvoud te worden ingediend.
Het Hof van Discipline is gevestigd te Prinsenbeek aan de Markt 44.
Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC PRINSENBEEK.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 076 5484607.
De beslissing is verzonden op 3 mei 2013.