Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-02-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4163
Zaaknummer
B246-2012
Inhoudsindicatie
Nu de klacht op 20 juni 2011 in hoogste instantie door het Hof van Discipline in alle onderdelen ongegrond was verklaard, kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat hij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van klagers om tot herziening dan wel intrekking van zijn dekenadvies van 18 december 2008 over te gaan. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 18 februari 2013
in de zaak B 246-2012
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 september 2012 op de klacht van:
1. A
2. B
klagers
tegen:
C
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij beslissing van 26 september 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrondverklaard, welke beslissing op 28 september 2012 is verzonden aan klager.
1.2 Bij brief d.d. 1 oktober 2012 heeft klager verzet gedaan tegen de beslissing van de voorzitter.
1.3 Het verzet is behandeld ter zitting van 4 februari 2013. Bij de mondelinge behandeling is klager verschenen. Verweerder heeft de raad laten weten verhinderd te zijn en is derhalve niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;
- het verzetschrift van klager d.d. 1 oktober 2012;
- de nagekomen brief van klager d.d. 16 januari 2013.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Klagers hebben op 10 juni 2008 een klacht tegen mr. X ingediend bij verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten.
2.2 Verweerder heeft de klacht in behandeling genomen en op 18 december 2008 zijn dekenstandpunt geformuleerd. Verweerder gaf te kennen dat de klacht naar zijn mening ongegrond was.
2.3 Het kantoor van mr. X heeft in rechte betaling van de declaratie van mr. X gevorderd. De rechtbank heeft bij vonnis van 4 mei 2011 de vordering van het kantoor van mr. X afgewezen en het kantoor veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
2.4 Bij brief van 2 juli 2011 hebben klagers verweerder verzocht zijn standpunt van 18 december 2008 te herzien.
2.5 Verweerder heeft klagers bij brief van 8 augustus 2011 bericht niet bevoegd te zijn tot het intrekken van zijn brief van 18 december 2008 omdat in de klachtzaak reeds tot in de hoogste instantie was beslist. In antwoord op de brieven van 5 september en 4 oktober 2011 heeft verweerder klagers bericht dat het verzoek van klagers was behandeld in de vergadering van de Raad van Toezicht en dat er geen heroverweging zou plaatsvinden.
2.6 Klagers hebben zich bij brief d.d. 28 oktober 2011, door de raad ontvangen op 1 november 2011, aan de voorzitter van de raad van discipline beklaagd over het optreden van verweerder. De voorzitter van de raad heeft bij beslissing van 15 november 2011 de klacht ter verdere behandeling verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Z.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
zijn taak als deken heeft verwaarloosd doordat hij, nadat de rechtbank de vordering van mr. X tot betaling van zijn declaratie had afgewezen, weigerde zijn dekenstandpunt van 18 december 2008 te herzien dan wel in te trekken.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers het niet eens zijn met beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 De raad overweegt dat de voorzitter terecht voorop heeft gesteld dat het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken niet ter beoordeling staat van de tuchtrechter, tenzij verweerder in zijn hoedanigheid van deken zich schuldig zou hebben gemaakt aan grove verwaarlozing van zijn taak of het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Slechts indien een advocaat zich bij vervulling van zijn hoedanigheid van deken zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder bij de behandeling van de door klagers ingediende klacht heeft gehandeld overeenkomstig zijn taak als deken. Dat klagers zich niet konden verenigen met de inhoud van het advies van de deken maakt dat niet anders.
4.3 De raad is van oordeel dat, nu de klacht op 20 juni 2011 in hoogste instantie door het Hof van Discipline in alle onderdelen ongegrond was verklaard, verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van klagers van 2 juli 2011 om tot herziening dan wel intrekking van zijn advies van 18 december 2008 over te gaan.
4.4 In het verzetschrift zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten en/of beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2013 van mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op19 februari 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Z
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.