Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:369

Zaaknummer

6776

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging ongegrondverklaring. Klacht tegen advocaat in zijn hoedanigheid van deken over onjuiste mededelingen aan de tuchtrechter.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 6776

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 27 maart 2013, onder nummer 12-214H, aan partijen toegezonden op 27 maart 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 4012.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 23 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 oktober 2013, waar verweerder is verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zich ter zitting van de raad van discipline van 6 februari 2012 onbetamelijk heeft gedragen door te liegen en aldus de tuchtrechter om de tuin te leiden door te stellen, dat mr. W. zich terecht op zijn geheimhoudingsplicht heeft beroepen nu hij de executeur testamentair van een zwart spaarder bijstond en door te stellen dat hij (verweerder) zelf op basis daarvan een afgeleide geheimhoudingsplicht had, die hem belette de door mr. W. verstrekte informatie aan de tuchtrechter kenbaar te maken.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft in de overwegingen 4.1 tot en met 4.5  gemotiveerd uiteengezet dat klaagster deels niet-ontvankelijk is en tevens dat de in deze procedure aangevoerde feiten niet tot gegrondverklaring van de resterende klacht leiden. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 27 maart 2013, gewezen onder nummer 12-214H.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann,

H. van Loo, R. Verkijk en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013.