Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3838

Zaaknummer

13-06

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing. Klacht van bestuurder van een failliet verklaarde stichting tegen de advocaat van de curator van die stichting. Klager heeft een kort geding aangespannen tegen de curator van de stichting, verweerder stond de curator bij. Klager heeft het kort geding verloren. Verweerder heeft de norm die geldt voor klachten tegen de advocaat van de wederpartij niet overtreden.

Uitspraak

Beslissing van 31 januari 2013

in de zaak 13-06

naar aanleiding van de klacht van:

[klager]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Nederland van 2 januari 2013 met kenmerk K 12/84, door de raad ontvangen op 3 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 15.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is bestuurder van de Stichting [naam stichting] (verder: “de Stichting”). Deze stichting is in 2007 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. E. tot curator.

1.3 Over de wijze waarop Mr. E. de boedel beredderde zijn tussen klager en mr. E. vele geschillen ontstaan. Klager heeft daarover tegen Mr. E geprocedeerd.

1.4 Op 22 december 2011 diende bij de rechtbank Zutphen een kort geding dat was aangespannen door klager en de Stichting tegen mr. E. De laatste werd in dat kort geding bijgestaan door verweerder.

1.5 De klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerder bij dat kort geding is opgetreden.

1.6 Bij brief van 18 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 hij zich bij het kort geding dat plaatsvond op 22 december 2011 ten overstaan van de kort gedingrechter heeft bediend van onjuiste gegevens en daarmee de waarheid geweld heeft aangedaan. Deze gegevens hebben bij de kort gedingrechter gewicht in de schaal gelegd hetgeen heeft geleid tot een voor klager ongunstige uitspraak.

2.2 Ter toelichting op de klacht heeft klager zijn brief d.d. 12 januari 2012 aan verweerder overgelegd waarin hij heeft uitgewerkt wat hem in verweerders uitlatingen en opmerkingen bij gelegenheid van het kort geding zo stoorde. De klacht wordt in samenhang met deze brief gelezen. In de kern komt het er in die brief op neer dat verweerder bij die gelegenheid ten onrechte, in strijd met de waarheid heeft aangevoerd en feitelijk uitgewerkt dat het de curator (Mr. E) heeft ontbroken aan die bescheiden, (administratieve) gegevens en dergelijke die voor de uitvoering van zijn taak noodzakelijk c.q. van belang waren en dat klager onvoldoende medewerking had verleend.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

3.2 Bij de beoordeling van deze klacht is het toetsingskader van belang. Mr. E trad op als curator en had/heeft de belangen van de boedel te dienen. Die belangen lopen niet per se parallel met die van klager en deden dat in deze zaak overduidelijk niet.

3.3 Verweerder trad op als advocaat van klagers tegenpartij, curator Mr. E. Aan verweerder kwam in het kort geding een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkwam. In het algemeen mag een advocaat daarbij afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3.4 De bekritiseerde uitlatingen betreffen blijkens de uitwerking daarvan alle feiten en omstandigheden waarvan klager blijkbaar vindt dat zij apert en direct aantoonbaar onjuist zijn terwijl de uitkomst van het kort geding laat zien dat dat toch anders ligt. Uit klagers repliek blijkt dat klager in zoverre ook zelf wel inziet dat het niet zonneklaar is dat datgene juist is waarvan hij stelt dat dat het geval is. Hij schrijft daar: "mocht er dan nog twijfel bestaan 'wiens woord hier nu de waarheid is'(lees: dan) zal de getuigenis van derden - die destijds bij veel gesprekken aanwezig zijn geweest - op tafel moeten worden gelegd,….". Die ruimte, deze van klagers opvatting verschillende mogelijkheid, brengt mee dat niet gezegd kan worden dat verweerder één of meer in redelijkheid niet ten gunste van Mr. E pleitbare stellingen heeft gedebiteerd. En daarop sneuvelt de klacht. Ook anderszins is niet zo stevig onderbouwd dat verweerder in de rol die hij had stellingen heeft geponeerd die in redelijkheid niet te verdedigen waren, dat de tuchtrechter hier behoort in te grijpen. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 31 januari 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten