Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:166

Zaaknummer

6696

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijk op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van 15 juli 2013

in de zaak 6696

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 21 januari 2013 (gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder nummer YA3830), onder nummer 12-147, aan partijen toegezonden op 21 januari 2013, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 19 september 2012 ongegrond is verklaard

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op

7 februari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief aan het hof van klager d.d. 3 april 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 mei 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager en verweerder hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 BEOORDELING

3.1  Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

3.2 Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad. Klager in daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 21 januari 2013, gegeven onder nummer 12-147.

 

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, P.M.A. de Groot-van Dijken, G.W.S. de Groot en G.R.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2013.