Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:103

Zaaknummer

R. 4103/13.10

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. In het tuchtrecht gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Het gaat hier om een afweging van het maatschappelijke belang en het beginsel van rechtszekerheid of een klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Klagers hebben negen jaar gewacht met het indienen van een klacht zonder dat zij daartoe een verschoonbare reden hebben aangevoerd. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 januari 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk R 12/13/23, door de raad ontvangen op 15 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 11 februari 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht  kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 12 februari 2013 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij faxbrief van 25 februari 2013, door de raad ontvangen op 25 februari 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van 10 juni 2013 van de raad in aanwezigheid van klagers. Verweerder is met schriftelijke vooraankondiging niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    Klagers hebben geen gronden voor het verzet aangevoerd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft gesteld dat de zaak is verjaard nu één en ander zich 11 jaar geleden heeft afgespeeld alsmede dat klagers noch belang hebben bij deze klacht noch schade hebben geleden. Verweerder heeft erkend dat hij klagers bij brieven van 30 oktober 2003 en 22 december 2003 heeft aangeschreven namens de cliënten, de heer en mevrouw B. Verweerder heeft voorts aangegeven dat vervolgens zijn kantoorgenote mr. Van W. de behandeling van de kwestie op zich heeft genomen. Verweerder heeft gesteld dat een dergelijke handelwijze is toegestaan en ziet dan ook niet in dat klagers daarvan als wederpartij schade zouden kunnen hebben ondervonden. Verweerder heeft ten slotte gesteld dat klagers geen belang hebben bij de klacht.

5    BEOORDELING

5.1    De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dat heeft vermeld onder nummer 3.1 e.v. van de bestreden beslissing.

5.2    De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, (plaatsvervangend) voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.