Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:162

Zaaknummer

13-264

Inhoudsindicatie

Klacht tegen derde advocaat van klager in een letselschadezaak kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 27 november 2013

in de zaak 13-264

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 31 oktober 2013 met kenmerk K 13/68, door de raad ontvangen op 1 november 2013, en van de op de daarin beschreven inventarislijst vermelde stukken 1 tot en met 13.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is in december 2006 met ernstige snijwond in twee vingers van zijn linkerhand opgenomen en geopereerd in het ziekenhuis. Tijdens deze operatie is vermoedelijk een medische kunstfout gemaakt. Verweerder heeft klager als opvolgend advocaat bijgestaan in de letselschadezaak. Klager was door het bureau van de orde van advocaten  op 19 februari 2013 met verweerder in contact gebracht omdat hij niet tevreden was over zijn vorige advocaat.

1.3 De vorige advocaat van klager had bij de rechtbank een verzoek voorlopig deskundigenbericht ingediend. Op het moment dat verweerder de zaak overnam was in deze procedure ook reeds een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft klager op 11 april 2013 bijgestaan tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek voorlopig deskundigenbericht.

1.4 Ter gelegenheid van die mondelinge behandeling zijn afspraken gemaakt. Het proces-verbaal vermeldt het volgende: “Teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de aard en ernst van het letsel, zal [klager] zich moeten laten opereren. Alsdan kan ook bezien worden of het letsel (nog) hersteld kan worden. Vervolgens zal uit het operatieverslag blijken of sprake is geweest van het missen van de diagnose ‘diep peesletsel’ en of er een medische noodzaak is/was voor de operatie, teneinde duidelijkheid te verkrijgen of de verzekeraar moet betalen. Zonodig kan de operatie ook gefilmd worden.”

1.5 Op 22 april 2013 heeft verweerder in een e-mail aan klager de afspraken die tijdens de zitting bij de rechtbank op 11 april 2013 zijn gemaakt vastgelegd en heeft verweerder klager meegedeeld welke stappen klager zou moeten nemen om uitvoering te geven aan hetgeen was afgesproken op 11 april 2013.

1.6 Bij e-mail/brief van 23 april 2013, door de deken ontvangen op 7 mei 2013, heeft klager de onderhavige klacht ingediend.

2 KLACHT

2.1 De deken is er niet in geslaagd om met klager te komen tot een duidelijke omschrijving van zijn klacht. Uit de brieven van klager en de stukken die klager daarbij heeft overgelegd heeft de deken een aantal grieven gedestilleerd. Twee van deze grieven (klachtonderdeel a) en b) betreffen het optreden van mr. C. , de voorganger van verweerder. De overige vier grieven zien op, of zouden kunnen zien op, het optreden van verweerder en worden hierna weergegeven als klachtonderdeel c) tot en met f).

2.2 Uiteindelijk is de deken tot de navolgende klachtomschrijving gekomen: verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

c) zonder een beslissing van de rechtbank op 22 april 2013 een verweten gedraging te doen;

d) een plan onrechtmatig van klager uit te voeren;

e) klager te laten weten dat professor Spauwen niet meer werkt maar met pensioen is gegaan;

f) klager vraagt zich af waarom hij op 11 april 2013 bij de rechtbank in Zutphen is geweest..

2.3 De verschillende klachtonderdelen zijn niet duidelijk. Het dossier laat zien dat de deken zich heeft ingespannen om de bezwaren van klager tegen het optreden van verweerder op te helderen. Er is daarom geen reden om de zaak met dat doel terug te sturen naar de deken.

3 BEOORDELING

3.1 De grieven van klager, aangeduid als klachtonderdeel a) en b), die betrekking hebben op de periode voordat verweerder de zaak van klager heeft overgenomen en dus kennelijk zien op het optreden van mr. C. zijn kennelijk niet-ontvankelijk.

3.2 In samenhang met het dossier begrijpt de voorzitter de overige grieven (klachtonderdeel c) en en met f)) van klager aldus dat verweerder, gelet op klagers vrees dat door een operatie bewijsmateriaal zou verdwijnen, niet had mogen meewerken aan de afspraken die op 11 april 2013 zijn gemaakt ten overstaan van de rechter. Een andere invulling van de klacht ligt niet voor de hand.

3.3 De voorzitter constateert in de eerste plaats dat met die vrees van klager rekening is gehouden doordat de afspraak die in het proces-verbaal van de zitting is vastgelegd vermeldt dat de operatie zo nodig kan worden gefilmd. Het is aannemelijk dat deze toevoeging op de afspraak op aandringen van klager en verweerder is gemaakt.

3.4 Het is klagers goed recht om, zoals kennelijk is gebeurd terug te komen op de ter zitting gemaakte afspraak, maar dat betekent niet dat verweerder bij de mondelinge behandeling is tekortgeschoten in de behartiging van de belangen van klager. Gelet hierop zijn de klachtonderdelen c), d) en f) (welk klachtonderdeel in wezen voortborduurt op klachtonderdeel c) en d)), kennelijk ongegrond.

3.5 Dat professor Spauwen niet meer werkt maar met pensioen is gegaan en niet (opnieuw) kan worden betrokken bij de kwestie valt verweerder evenmin te verwijten. Er is geen reden om aan te nemen dat de koers die verweerder bij de mondelinge behandeling van 11 april 2013 heeft gekozen een andere zou zijn geweest als verweerder toen van dat gegeven op de hoogte zou zijn geweest of dat verweerder anderszins met die mogelijkheid rekening had behoren te houden. Ook klachtonderdeel e) is dus kennelijk ongegrond.

3.6 De klacht, waarop de voorzitter met toepassing van art. 46g Advocatenwet beslist wordt derhalve afgewezen. Er is geen reden om aan te nemen dat een behandeling van de klacht op een zitting een ander licht zal werpen op de zaak.

BESLISSING

Wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 27 november 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 november 2013 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

• klager

en per gewone post aan:

• verweerder

• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten