Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:249

Zaaknummer

R. 4305/13.212

Inhoudsindicatie

Het verweten handelen van verweerder heeft zes jaar geleden plaatsgevonden. De stelling van klager dat hij nooit is gewezen op de mogelijkheid een klacht tegen een advocaat te kunnen indienen, is geen omstandigheid die het lange wachten rechtvaardigt en zwaarder zou moeten wegen dan toepassing van het beginsel van rechtszekerheid.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kenneljik niet-ontvankelijk.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 2 september 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Klager is meer dan 12 jaar geleden begonnen met de studie geneeskunde aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.

1.2    Klager meende in november 2001 dat er was gefraudeerd met zijn examenuitslagen.

1.3    In mei 2004 heeft klager zich tot mr. M. gewend. Mr. M. heeft in 2004 en 2005 de universiteit meerdere malen aangeschreven.

1.4    Bij brieven van 13 oktober 2004 en 25 april 2005 heeft de universiteit laten weten dat klager zich niet binnen de daarvoor geldende termijn voor inzage heeft gemeld.

1.5    Klager heeft zich in mei 2007 tot verweerder gewend. Op 15 mei 2007 heeft klager een bespreking met verweerder gehad.

1.6    Verweerder heeft klagers zaak niet in behandeling genomen.

1.7    Klager beschikt nog steeds niet over zijn bul noch heeft hij zijn coschappen kunnen voortzetten.

1.8    Bij brief van 6 maart 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder bij de deken ingediend.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij klager niet heeft willen bijstaan. Klager verwijt verweerder dat hij vooringenomen was.

 

3.    BEOORDELING

3.1    In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2    In casu kan worden vastgesteld dat het verweten handelen van verweerder zes jaar geleden heeft plaatsgevonden. De stelling van klager dat hij nooit is gewezen op de mogelijkheid een klacht tegen een advocaat te kunnen indienen, is geen omstandigheid die het lange wachten rechtvaardigt en zwaarder zou moeten wegen dan toepassing van het beginsel van rechtszekerheid.

3.3    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.4    Ten overvloede overweegt de voorzitter dat een advocaat niet gehouden is een zaak aan te nemen. Een advocaat mag zijn eigen afweging maken of hij een zaak kan of wil behandelen.

 

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 12 september 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.