Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:29

Zaaknummer

OB 39 - 2013

Inhoudsindicatie

Geen gronden aangevoerd voor het – tijdig – ingediende verzet.

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 1 juli 2013

     in de zaak OB39-2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 februari 2013 op de klacht van:

 

 

                                        A

 

                                        klaagster

 

                                        tegen:

 

  B

 

                                        verweerder

 

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 4 maart 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 maart 2013 is verzonden aan klager.

1.2         Bij brief d.d. 14 maart 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. In de brief heeft klaagster de raad bericht dat de gronden van het verzet in een later stadium zouden worden toegestuurd. Bij brief d.d. 22 maart 2013 heeft klaagster de raad verzocht om haar de mogelijkheid te bieden tot het indienen van de gronden van het verzet.

1.21.3                        Bij brief d.d. 26 maart 2013 heeft de griffie van de raad klaagster bericht dat de Advocatenwet niet de mogelijkheid biedt om na het verstrijken van de verzettermijn de gronden van het verzet in te dienen, dat klaagster een oproeping zou ontvangen voor de mondelinge behandeling en dat zij er rekening mee diende te houden dat het verzet, vanwege het ontbreken van de gronden, niet-ontvankelijk zou worden geacht. 

1.4         Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 6 mei 2013. Bij de mondelinge behandeling zijn partijen niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5         De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klaagster d.d. 14 maart 2013;

          -      de nagekomen brief van klaagster d.d. 22 maart 2013;

          -      de nagekomen brief van verweerder d.d. 17 april jl. waarin hij aan de raad mededeelt niet te zullen verschijnen.

         

 

2               FEITEN

Voor de feiten verwijst de raad naar de in de beslissing van de voorzitter van 4 maart 2013 onder 1 vermelde feiten.

 

3                KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerder klaagster niet heeft bijgestaan in een arbeidsrechtelijk geschil;

2.         verweerder geen bezwaarschrift tegen het besluit van het Z wilde indienen;

3.         verweerder niet reageerde op e-mails;

4.         verweerder het formulier betreffende peiljaarverlegging niet wenste in te vullen;

                 5.         verweerder de werkzaamheden voor klaagster heeft beëindigd.

 

3.2     Klaagster heeft geen gronden aangevoerd voor het ingediende verzet.

 

4.       BEOORDELING

4.1     Artikel 46h van de Advocatenwet bepaalt dat tegen de voorzittersbeslissing binnen veertien dagen na verzending daarvan schriftelijk verzet kan worden gedaan bij de raad. Nu de voorzittersbeslissing op 5 maart 2013 is verzonden, kon daarvan op uiterlijk 19 maart 2013 verzet worden gedaan.

4.2     De raad constateert dat klaagster bij brief d.d. 14 maart 2013, derhalve tijdig, in verzet is gekomen, doch constateert tevens dat klaagster in de brief geen gronden voor het verzet heeft aangevoerd. Klaagster heeft dit verzuim vervolgens niet binnen de verzet termijn hersteld, noch enige reden aangevoerd voor het feit dat de gronden nog niet waren ingediend.

4.3     De raad is van oordeel dat, bij gebreke van enige grond voor het ingediende verzet, klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzet.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas, M.B.Ph. Geeraedts, H.C.M. Schaeken, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier     en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2013.

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 juli 2013

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement X

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.