Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:47

Zaaknummer

13-153

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Verweerster treft geen tuchtrechtelijk verwijt.

Inhoudsindicatie

Klachten kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23 juli 2013

in de zaak 13-153

naar aanleiding van de klacht van:

 de heer [ ]

adres

klager

tegen:

mw mr. X

advocaat te U.

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 2 juli 2013 met kenmerk 13-0102/ LB/sd, door de raad ontvangen op 3 juli 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster treedt op als advocaat van de ex-echtgenoot van klager.

1.3 Bij beschikking van 9 januari 2013 heeft de rechtbank Amsterdam een deskundige benoemd. Daarbij is tevens bepaald dat beide partijen de helft van het voorschot van € 10.000,- dienen over te maken aan de rechtbank.

1.4 De rechtbank heeft het aandeel van de vrouw van € 5.000,- ontvangen op 6 februari 2013.

1.5 In het proces-verbaal van 22 maart 2013 heeft de rechtbank geconstateerd dat klager zijn voorschot niet heeft voldaan. De rechtbank heeft de vrouw tot 19 april 2013 in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de gevolgtrekking die de rechtbank hieruit volgens haar dient te maken.

1.6 Bij brief d.d. 5 april 2013 heeft de griffier de deskundige bericht dat ‘het begrote voorschot is betaald / in debet is gesteld’ en dat hij met het onderzoek kan beginnen.

1.7 Bij brief d.d. 17 april 2013 heeft verweerster de rechtbank bericht, dat inmiddels is gebleken dat klager een toevoeging heeft aangevraagd en gekregen en dat als gevolg daarvan zijn aandeel in het te betalen voorschot ‘in debet’ is geschreven. Verweerster heeft in haar brief geschreven dat haar cliënte uitdrukkelijk bezwaar maakt tegen het procederen op een toevoeging omdat klager hiervoor niet in aanmerking zou komen.

2. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door klager met haar brief d.d. 17 april 2013 aan de rechtbank welbewust in

diskrediet te brengen en de rechtsgang te frustreren.

3. VERWEER

Verweerster voert tegen de klachten verweer. Zij stelt op uitdrukkelijk verzoek van haar cliënte bezwaar te hebben gemaakt tegen het procederen door klager op basis van een toevoeging, meer specifiek het in debet doen stellen van het door klager te betalen voorschot. Haar cliënte stelt zich op het standpunt dat klager misbruik maakt van gefinancierde rechtshulp door verzwijging van vermogen in het buitenland. Bovendien zou het haar cliënte storen dat klager zich niet aan de door de rechtbank gestelde termijnen heeft gehouden.

4. BEOORDELING

Op de klacht en de verschillende onderdelen daarvan kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

Bij de beoordeling van de klacht is van belang dat de klacht zich richt tot verweerster in haar kwaliteit van advocaat van de wederpartij. In die kwaliteit komt aan verweerster een grote mate van vrijheid toe om datgene te doen wat in het belang van haar cliënt is.

De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit toetsingskader beoordelen.

De verklaring die verweerster heeft gegeven voor de inhoud van haar brief aan de rechtbank, is een plausibele. In de visie van haar cliënt was het niet terecht dat klager op basis van een toevoeging procedeerde en dat daarmee het aandeel van klager in de kosten van de deskundige in debet werd gesteld.  Dat verweerster dit standpunt aan de rechtbank heeft kenbaar gemaakt, levert –indachtig het gegeven dat de rechtbank verweerster gelegenheid had gegeven zich uit te laten over het uitblijven van de betaling van het aandeel van klager in de kosten van de deskundige - geen tuchtrechtelijk verwijt op.

De voorzitter zal de klacht daarom als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 23 juli 2013

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 juli 2013  per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten